Allah en God in oorlog

Gescheiden werelden

James M. Arlandson

Moslimpolemici beweren soms dat Allah Mohammed de opdracht gaf de polytheïsten te bestrijden op dezelfde manier als God Mozes en Jozua de opdracht gaf de Kanaänieten te bestrijden (soera 2:246-2510. De twee situaties zijn gelijk, dus waarom zouden joden en christenen klagen over de islamitische djihaad vandaag de dag?

De vergelijking tussen deze twee culturen is echter zeer gebrekkig.

Dit artikel leidt ons naar de harde realiteiten achter sommige goddelijke geboden. Als de lezer gelooft dat zelfs de ware God nooit opdracht zou geven tot het doden van wat dan ook, dan begrijpt hij niet alles van de bijbel, en kan hij of zij dit artikel beter overslaan.

Echter wat voorop staat, heel belangrijk, is dat het altijd Gods bedoeling is om mensen goed te doen, en vernietiging is niet de strekking van het volledige oude testament; in plaats daarvan wordt dit extreme decreet gebruikt bij ongebruikelijke zeldzame gevallen, vooral betreffende de Kanaänieten.

De Hebreeuwse bijbel zegt:

Maar daarbinnen, in de steden van het land dat de HEER, uw God, u als grondgebied zal geven, mag u geen mens in leven laten. Alle Hethieten, Amorieten, Kanaänieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten moet u doden, zoals de HEER, uw God, u heeft opgedragen (Deuteronomium 20:16-17)

Vanuit ons perspectief, tweeduizend jaar na Christus, moet toegegeven worden dat deze passage emotioneel moeilijk is. Maar we moeten onszelf 1400 jaar voor Christus plaatsen. Dit artikel kan ons hierbij helpen.

De koran zegt in soera 9:1-5:

1. (Dit is een verklaring over) een verbreking van de banden ( Barâ’ah), van Allah en zijn Boodschapper, gericht tot de veelgodenaanbidders [polytheïsten] met wie jullie (gelovigen) een verbond hebben gesloten. 2. Trekt dan vier maanden in het land rond, en weet dat jullie het plan van Allah nimmer kunnen ontkrachten. En voorwaar, Allah vernedert de ongelovigen…5. En wanneer de gewijde maanden voorbij zijn, doodt [ q-t-l] dan de veelgodenaanbidders waar jullie hen ook aantreffen en grijpt hen, en omsingelt hen en loert op hen vanuit elke hinderlaag. Als zij dan berouw tonen, en de shalât onderhouden en de zakât geven, laat hen dan vrij. Voorwaar, Allah is Vergevingsgezind, Meest Barmhartig. (Siregar, benadrukking toegevoegd)

Mohammed waarschuwt de polytheïsten dat hij de banden met hen verbreekt of ze laat verlopen overeenkomstig de termijnen, ze zullen echter niet worden vernieuwd. Dus polytheïsten moeten zich bekeren of worden gedood ( q-t-l). Dit Arabische stamwoord staat voor moorden, oorlog voeren en afslachten.

Deze passage in de koran komt 600 jaar na Christus, die ons een betere weg liet zien, dus de passage is dubbel zo moeilijk te accepteren.

Op zijn minst vijf belangrijke factoren maken de vergelijking tussen Allah en God misleidend en zwak. In dit artikel betekent God de God van de bijbel, en Allah de god van de koran.

1. De historische reikwijdte van de koranische en bijbelse geschiedenis moeten beschouwd worden

De boeken uit het oude testament beslaan ongeveer 1400 jaar vóór Jezus, en het grootste gedeelte van deze jaren stuurde God geen leiders om oorlog te voeren. Het boek Rechters alleen al bijvoorbeeld stelt dat de oude Hebreeën decennia lang vrede genoten tussen iedere rechter die geroepen werd agressie af te weren, soms tachtig jaren, langer dan Mohammeds 63 jaar. (Rechters 3:11, 31; 5:31; 8:28, om alleen deze voorbeelden te citeren).

In islam leefde Mohammed slechts tien jaar in Medina (622-632 na Christus). In deze korte tijd waren er vierenzeventig rooftochten, expedities of volledige oorlogen die hij uitzond of deelnam, deze varieerden van kleine moordcommando’s om een ieder die hem beledigde te elimineren tot een islamitische kruistocht waarin Mohammed 30.000 djihaadstrijders aanvoerde tegen de Byzantijnse christenen.

Allah dwong Mohammed vaak te strijden in zijn tien jaar volgens het bewijs in de koran en de islamitische historie, echter de ware God beval bij lange na niet zoveel oorlogen per jaar in Israëls bestaan volgens de bijbel en de bijbelse historie.

2. De Kanaänieten waren de hoop voorbij, daar waar de Arabische polytheïsten nog bekeerd konden worden.

In het oude testament geeft God soms opdracht om alle inwoners van een regio of stad totaal te vernietigen, zoals Sodom en Gomorra (Genesis 18:16-19:29), de koran stemt ook in met deze vernietiging (soera 7:80-84; 11:77-83; 15:61-77; 26:165-173; 27:54-58; 29:28-30). Dit is de grote les die getrokken kan worden uit de Genesispassage. Als God slechts tien rechtvaardigen in de stad had gevonden, dan zou hij hen niet vernietigd hebben. Echter, Hij vernietigde ze, dus Sodom en Gomorra hadden zelfs niet tien rechtvaardigen, op Lot en zijn familie na, die van tevoren gewaarschuwd werden en ontsnapten.

Een analyse van Samuel J. Schultz in zijn introductie tot het oude testament, beschrijft de onherstelbare degradatie van de Kanaänieten. Na de Kanaänitische godheden beschreven te hebben, schrijft hij over het Kanaänitische volk:

Omdat de goden van de Kanaänieten een moreel laag karakter hadden, is het niet verbazingwekkend dat de moraal van de mensen extreem laag lag. De wreedheid en immoraliteit in de verhalen over deze goden is veel erger dan wat dan ook ooit gevonden in het Midden Oosten… De Kanaänieten in de tijd van Jozua offerden kinderen, beoefenden tempelprostitutie en slangenaanbidding in hun riten en ceremonies geassocieerd met religie. Als vanzelfsprekend degenereerde hun beschaving onder deze demoraliserende invloed. ( Samuel J. Schultz, The Old Testament Speaks, 2 e editie ., New York: Harper and Row, 1970, p. 92)

Dus in vergelijking met andere omliggende volkeren in het Nabije Oosten, die geen bakens van monotheïsme en rechtvaardigheid waren, praktiseerden de Kanaänieten religieuze rituelen die veel erger waren dan de omliggende volkeren in het oude Midden Oosten. Cartago, een stad aan de Noordafrikaanse kust en bewoond door Feniciërs, die een deel waren van het oude Midden Oosten, heeft talloze babyskeletten opgeleverd die werden gebruik als offers. Dus deze mensen waren te ver heen.

Het moet duidelijk worden herhaald dat volgens de bijbel geen enkel gebied of stad waar hoop was op berouw en rechtvaardigiging ooit vernietigd werd. Echter als dit het geval was, mogen we er zeker van zijn dat God wijs en rechtvaardig handelde, ook al houden onze moderne emoties niet van dit aspect van Gods karakter.

In tegenstelling hiermee, gaf Allah nooit de opdracht aan Mohammed om alle inwoners van een gebied of stad in Arabië uit te roeien. In plaats daarvan doden Allah en zijn profeet sommigen en lieten anderen in leven gebaseerd op of ze de islam aanvaarden of niet. Blijkbaar waren de heiden van Arabië niet de hoop voorbij.

Daarom is de historische context in Arabië 600 jaar na Christus precies het omgekeerde van de situatie in Kanaän 1400 jaar voor Christus. Jezus luidde een nieuw tijdperk in van verlossing en het christendom had enige impact in Arabië. Vandaar dat Mohammeds verdragen met heidenen enorm verschillen met Gods gebod aan Mozes en Jozua in hun historische tijdskaders.

Het beleid van Allah en Mohammed van het laten leven van sommige heidenen en het doden van anderen van dezelfde stam betekent noodzakelijkerwijs dat de heidenen van Arabië niet zo hopeloos waren als de volledig uitgeroeide Kanaänieten - dus Allah en Mohammed zouden in de eerste plaats nooit oorlog met hen gevoerd hebben. Gesteld dat de heidenen van Arabië niet toonbeelden van rechtvaardigheid waren, hadden ze echter nog steeds de hoop en het licht dat de Kanaänieten niet hadden. Het is meer correct te stellen dat het beleid van Allah en Mohammed ad hoc en verward is.

Het feit dat Mohammed de Arabische heidenen tot bekering bleef roepen - en sommigen bekeerden zich - betekent dat ze niet hopeloos waren, dus de parallel tussen God en Allah omtrent de bekeerbaarheid van de verschillende heidenen in de verschillende historische contexten (het oude Israël en Arabië uit de late oudheid) loopt stuk.

Dit betekent daarom dat de vergelijking tussen deze twee historische perioden misplaatst is.

3. God is zeer specifiek over wie volledig uitgeroeid moet worden en wie moet leven, waar Allah op de tast gaat.

Gods verordeningen waren duidelijk en specifiek, gebaseerd op zijn wijsheid. Hier zijn vier voorbeelden. Ten eerste, God verordende dat Edom zou leven, want de Edomieten waren afstammelingen van Ezau, de broer van Jakob. Ze bevonden zich ook buiten het Beloofde Land (Numeri 20:14-21; Deuteronomium 2:4-6). Ten tweede, God verordende dat de Midianieten bestreden moesten worden vanwege hun verleiding van het volk van God in een vernederende immoraliteit en afgodenaanbidding. (Numeri 25:1-18; en 31:1-54). Ten derde, in de tekstuele context van vastlegging van de oorlogsregels, werd de oude Hebreeën opgedragen vrede aan te bieden aan de heidense steden buiten het Beloofde Land van Kanaän. Als deze steden echter vrede weigerden moesten de Hebreeën ze bestrijden. Na een overwinning werden de heidense vrouwen en kinderen gespaard, maar werden de mannen gedood (Deuteronomium 20:10-15). Ten vierde, in de zelfde tekstuele context van oorlogsvoering moesten alle steden binnen het Beloofde Land uitgeroeid worden (Deuteronomium 20:16-18).

In dit beleid dat gerelateerd is aan bloedbanden, speciale straffen, geografische afstand van Kanaän (zie punt 5 hieronder) en het Beloofde Land zelf, is God zeer specifiek en heel duidelijk - hoewel toegegeven streng. Hij heeft een goddelijke basis en uitleg voor zijn harde acties. Hij groeide niet in kennis en ging niet op de tast, want hij bepaalde dit beleid al voordat de strijd begon en voordat de Hebreeën het Beloofde Land betraden.

Deze goddelijke duidelijkheid betekent niet dat de oude Hebreeën Gods geboden perfect uitvoerden; dat deden ze namelijk niet. Jozua liet het bijvoorbeeld na de Here raad te plegen in de Gibeonitische deceptie, dus faalde hij erin ze uit te roeien (Jozua 9). In de periode van de Rechters was de ongehoorzaamheid van Israël groot. Gods bevel was echter nog steeds duidelijk. Dus de ongehoorzaamheid van de mensen betekende niet dat Gods geboden onduidelijk waren of veranderden. Hun ongehoorzaamheid is alleen dat - ongehoorzaamheid op menselijk niveau.

Verder tastte God niet in het rond in het verordenen van de vernietiging van mensen gebaseerd op bijvoorbeeld de militaire macht van de oude Hebreeën. God zei tot hen: “Als u ten strijde trekt tegen de vijand en u stuit op een overmacht, met paarden en strijdwagens, wees dan niet bang, want de HEER, uw God, die u uit Egypte heeft weggeleid, staat u bij.”…(Deuteronomium 20:1). God gaf deze opdracht tot zuivering van het land zonder zich zorgen te maken over de omvang van de militaire macht van de Hebreeën of hun vijanden - voordat de Hebreeën hun veroveringen begonnen. Hij stuurde geen progressieve openbaringen of liet sommige leven en anderen sterven, strikt vanwege wisselende omstandigheden waar God mee te maken kreeg van het ene op het andere moment.

In contrast, Mohammeds god wisselt volgens de omstandigheden. Hij gaat van één verdrag of gebod naar het volgende wat betreft de polytheïsten in Arabië.

Het is moeilijk te geloven dat Allah de harten van de heidenen kan lezen, zoals Mohammed vooruitgang maakte in zijn openbaringen van vrede met de heidenen (en de joden) naar hun dood in sommige gevallen, maar niet in andere, zelfs in dezelfde tijd en in dezelfde regio, gebaseerd op zijn militaire macht. Bijvoorbeeld, eerder wilden Allah en Mohammed het Ka’ba heiligdom reinigen, maar zij waren daar militair gezien niet toe in staat (soera 2:125-126; 190-195). Dan, negen jaar later, nadat zij in militaire macht gegroeid waren, gingen zij erop uit om Arabië te reinigen (lees: te veroveren). Nadat dit zo goed als helemaal was bereikt, gingen zij erop uit om het Byzantijnse rijk te veroveren. Dus, Allah en Mohammed handelen niet grondig, maar met horten en stoten, gebaseerd op militaire macht, niet op een zeker goddelijk besluit.

In het bijzonder, in Arabië alleen, tekenen Allah en Mohammed het verdrag van Hoedaibia met de Mekkaanse heidenen in 628 na Chr. Hij had weinig bewegingsvrijheid, dus hij stemde toe, onder Allah’s leiding, om vreedzaam te leven met de Mekkanen. Dan een jaar later vindt Mohammed (in zijn eigen geest) een oorzaak om het verdrag te verbreken. Dan zelfs later dan dat, volgens soera 9:1-5, hierboven geciteerd, stemt Allah Mohammed toe unilateraal om de verdragen met de polytheïsten te verbreken, maar in andere gevallen houdt hij de verdragen tot hun verstrekdatum. Zelfs de hoog gerespecteerde moslimcommentator Sayyid Abdoel A’la Maududi zegt in zijn commentaar op deze koranverzen dat Mohammed soms polytheïsten niet bevocht omdat hij te zwak was, dus nam hij genoegen met een verdrag. Maar toen hij sterk werd, beëindigde hij de verdragen (unilateraal) in soera 9:1-5 (The Meaning of the Qur’ an, vol. 2, p. 218, noot 82). Dit betekent dat Mohammed en zijn god nooit oorlog zouden moeten voeren tegen de Arabische polytheïsten in de eerste plaats, 600 jaar nadat Christus kwam.

Allah’s zigzaggen verschilt geheel van de ware Gods helderheid in het oude testament. God verandert niet van gedachten vanwege een verrassende omstandigheid die hij niet leek te hebben voorzien. In ernstige besluiten in het bijzonder, is God niet in training of in proces, zoals gezien in progressieve openbaringen.

Dus, de ware God is helder en stabiel in zijn ernstige, goddelijke geboden, waar Allah onhelder is en wisselt in zijn ernstige geboden. Dit is belangrijk omdat Allah de indruk geeft op zijn tast te gaan, waar God beslist is.

4. Wie werden aangevallen?

In de bijbel gebiedt de ware God alleen oorlog tegen de Kanaänieten die te ver gegaan waren in hun decadentie. Laten we aannemen, in tegenstelling tot het feit, dat een natie in de buurt van Israël samengesteld was uit ethische monotheïsten. Zou de ware God uitvaardigen dat een oorlog tegen hen gevoerd zou worden? Deductief redenerend zegt Deuteronomium 20:10-15 expliciet om niet nabije heidenen buiten Kanaän aan te vallen. Ook predikte Jona tot Nineve honderden mijlen verder, en de inwoners van deze stad waren noch gedegradeerde Kanaänieten noch monotheïsten. Jona predikte goed nieuws. Dus hoeveel meer zou God geen natie aanvallen als het was samengesteld uit monotheïsten?

De basis is deze: de enige reden dat God deze oorlogen na de uittocht gebood was om een klein en specifiek land (zie no. 5, hieronder) te reinigen. Hij gebood geen veroveringsoorlogen buiten Israël om de Hebreeuwse religie over de bekende wereld te verspreiden. Als de Hebreeuwse religie verspreid werd, werd het gedaan door prediking, zoals gezien wordt in de roeping van Jona.

Aan de andere kant, Mohammed voerde oorloge tegen de polytheïsten, en moslims geloven dat deze polytheïsten ook moreel gezien te ver gingen - een twijfelachtig standpunt zoals gezien wordt in punt no. 2, maar laten we dit alleen voor de discussie aannemen, dan ontstaan er nog steeds problemen.

Namelijk Mohammed viel ook joden en christenen aan, die monotheïsten zijn.

Wat betreft de christenen, Mohammed begon een islamitische kruistocht tegen de Byzantijnen in 630 na Chr. De Byzantijnen verschenen niet, dus Mohammed de profeet geloofde een vals gerucht dat de Byzantijnen een groot leger bijeen brachten om Arabië in te nemen. Maar allengs dwong hij verdragen af en troggelde beschermgeld af uit Arabische christenen (en joden) zodat zij niet opnieuw door Mohammed zouden worden aangevallen. Allah verordende veroveringsoorlogen buiten Arabië om de islam door militaire macht te verspreiden. Mohammed en zijn godheid wilden, ofwel bekeringen (de bekeerlingen betaalden een “liefdadigheid”of zakaat belasting) ofwel geld in een djizja-belasting op de niet-bekeerlingen. In beide gevallen stroomde geld in de islamitische schatkist terug in Arabië.

Wat betreft Mohammeds aanvallen op de joden van Medina, zij waren niet net zo ontaard als de polytheïsten in Mohammeds tijden. In het begin wilde Mohammed aanvaard worden door de joden, want zij hielden zich aan de Thora. Maar de joden wezen hem juist af als zijnde buiten de bijbelse openbaring en als zijnde een heiden. Toen het conflict met hen groeide en Allah’s en Mohammeds militaire macht groeiden, veranderde hun beleid progressief, maar verbeterde nooit; het ging achteruit. Hij zuivert de joden uit Medina eerst door verbanning (Qainoeqa stam); daarna door militaire belegering en verbanning (Nadirstam); en tenslotte door uitroeiing van de mannen en tot slaven maken van de vrouwen en kinderen, met uitzondering van een mooie joodse vrouw die hij voor zichzelf hield ( Qoeraizastam). In deze graduele eliminatie voerde Mohammed een propagandaoorlog, door enkele van de joden te onteren door hen “apen” en “zwijnen” te noemen (soera’s 7:166; 2:65; 5:60)

Voor meer over dit dubieuze beleid tegenover de joden, zie dit artikel, waar de standaardzinnen van verdediging door moslims naar voren gebracht beantwoord worden.

Deze veranderingen in Allah’s beleid tegenover christenen en joden onthullen dat Allah’s verordeningen gebaseerd zijn op veranderende gronden van omstandigheden, zoals militaire macht of zwakheid, en progressieve openbaringen. Hij wil worden aanvaard door beide van hen eerst, maar zij verwerpen hem, dus groeit zijn strijdlust naar gelang die omstandigheden veranderen.

Zeker, de God van Israël zou nooit een stad uitroeien die tien rechtvaardige burgers had. Dat is de les van Genesis 18:16-19:29, waarin Abraham Gods verordening betwijfelt om deze steden te vernietigen. Aan de andere kant doodde Mohammed joden en christenen niet om Arabië van het donkere polytheïsme te zuiveren omdat de joden en christenen geen polytheïsten zijn. Dus Mohammeds oorlogsgang is verwarrend. Mozes en Jozua werden geboden om Kanaän te zuiveren van heidendom dat donkerder was geworden dan het heidendom dat gevonden wordt in het oude Middenoosten. Iedere vergelijking tussen de cultuur in de tijd van Mozes en die in de tijd van Mohammed is erg gebrekkig.

Mohammeds aanvallen op monotheïsten, naast polytheïsten, in en buiten Arabië laten zonder twijfel zien dat Allah en God ten tijde van oorlog twee gescheiden werelden zijn.

5. Geografie is een factor.

God vertelde de oude Hebreeërs om het land van Kanaän te reinigen, maar niet om dit zo te doen met omliggende naties (Deuteronomium 20:10-15). Herhalend punt drie en vier, de enige reden dat deze oorlogen na de Exodus werden uitgevaardigd was om een klein en specifiek land te zuiveren. God verordonneerde niet de verovering van grote regio’s ver buiten Israël, om de Hebreeuwse religie te verspreiden. Het is waar dat koning David zo machtig werd dat hij schatting eiste van omliggende naties, maar bij de volgende generatie werd Israël verdeeld: Israël in het noorden, en Juda in het zuiden. Het is waar, Jerobeam II verlegde de noordelijke grenzen van Israël enkele decades voor de val van het noordelijk koninkrijk, maar het hele land van Israël, van de Middellandse zee tot de Jordaan, is ongeveer de grootte van New Jersey (of iets groter afhankelijk van het historische tijdskader), één van de kleinste staten van de VS. Hoe verhoudt deze tijdelijke expansie van Israëls macht zich met de Assyriërs, Babyloniërs of Egyptische rijken? Hoe verhoudt zich het met het islamitische rijk binnen slechts enkele decaden na de dood van Mohammed in 632 na Chr.?

In contrast kunnen moslims beweren dat Allah Mohammed vertelde om alleen Arabië van polytheïsten te reinigen, maar Allah vertelt zijn profeet en zijn opvolgers ook om voorbij deze regio te gaan om andere gebieden te veroveren, zoals de Perzische en Byzantijnse rijken en een stad als Jeruzalem. Dus, oud Israël had een geheel verschillende roeping die specifiek gerelateerd is aan hun land, dat geografisch klein is, waar islam oorlog voerde tegen volken van verre landen, ver buiten Arabië.

Het is onmogelijk om de belangrijkheid van “het land” in de bijbelse geschiedenis te overdrijven. God wilde alleen een specifiek land te worden gereinigd, geen wereldwijde verovering. Maar Allah voerde oorlog tegen de gehele bekende wereld. Gods ernstige besluit aan Mozes en Jozua was beperkt, begrensd en specifiek: de Kanaänieten; Allah’s ernstige besluit aan Mohammed was dat niet. Allah wil de hele wereld door militaire verovering. Dus, Mozes en zijn opvolgers en Mohammed en zijn opvolgers zijn geheel verschillend wat betreft hun geografische doelen, dus de vergelijking tussen hen schiet tekort en is onhoudbaar.

Daarom, vanwege deze vijf redenen een vergelijking tussen de ware God en Allah in oorlog is onjuist. Zij zijn gescheiden werelden.

Een christelijke kijk

Voor christenen is dit debat hoe dan ook academisch, omdat zij geloven dat de eerste komst van Jezus Christus, 600 jaar voor Mohammed, een nieuw tijdperk van redding inluidde, een weg naar God die die in het oude testament overtreft, en veel beter is dan die aangeboden in de koran; dus, Mohammeds oorlogen tegen de polytheïsten waren van het begin af aan misleid, vanwege historische en theologische redenen.

De geschiedenis laat zien dat Mohammed voor die zaak nooit oorlog zou moeten voeren tegen de polytheïsten of iemand anders.

Christenen respecteren het oude testament en beschouwen het als geïnspireerd, maar tegelijkertijd erkennen zij dat het geschreven was voor zijn eigen tijden; zij geloven ook dat Christus het vervulde, en dus moeten zij boven geboden als dieroffers, eetbeperkingen en oorlogen over geopolitieke “heilige” plaatsen als Jeruzalem heen stijgen - wat de keizer Constantijn en de Middeleeuwse kruisvaarders deden is niet fundamenteel voor het christendom, alleen Christus is dat. Dat gezegd hebbend, zal geen christen ooit geloven dat de God van het oude testament en het nieuwe testament verschillend zijn. Zij zijn dat niet. Dezelfde God die het specifieke land van Kanaän reinigde via Jozua door militaire oorlogvoering, reinigt nu de hele wereld door Jezus (de Hebreeuwse naam is Jozua) door geestelijke oorlogvoering, dat is, door het evangelie te prediken.

Bovendien, voor en tijdens Christus, vestigden de Romeinen, onder invloed van kritische en rationalistische Griekse filosofen wetten en gerechtshoven rondom het grote Griekse-Romeinse wereld; hoewel zij niet perfect waren, stopten zij tenminste dat de wet van de sterkste de overhand zou nemen. Denkers dachten na over natuurlijke gerechtigheid, en dit bracht vele rechtvaardige mensen voort (vergelijk Romeinen 2:1-16).

Mohammeds Arabië, hoewel niet hevig beïnvloed door de Romeinse cultuur, had nog de zaden van rechtvaardigheid en monotheïsme in zijn aarde vanwege de joodse gemeenschappen in Medina en elders, en de christelijke gemeenschappen her en der verspreid, in het bijzonder langs de handelsroutes, waarlangs karavanen en ideeën reisden. Daarom, het grote verschil in historische contexten tussen Mozes en Jozua en Mohammed sluiten alle parallellen uit, in het bijzonder wanneer Christus verscheen om te bemiddelen tussen de twee divergente historische contexten.

Maar de uitdaging op Mohammeds pad van djihaad is ook theologisch.

Het is een kern christelijk geloofstelling (en vroom joods geloofstelling) dat voor het licht van ethisch monotheïsme tijd kost om de wereld te transformeren in een betere (hoewel het niet honderd procent zal lukken), en ten tijde van Mohammed penetreerde dat licht in Arabië. Christus stierf voor alle mensen overal - zelfs voor de Arabische polytheïsten die Mohammed afslachtte. Christus’ offerdood klaart de weg naar de hemel voor iedereen die in hem gelooft en vertrouwt. De heilige Geest is beschikbaar voor alle mensen, en hij brengt hen naar Christus, wanneer het ware Woord van God gepredikt wordt. In het nieuwe tijdperk van redding, de anno domini, in het jaar van de Heer Jezus, waren de Arabische polytheïsten niet voorbij de hoop van bekering door vreedzame middelen (hoewel honderd procent zich waarschijnlijk niet zou bekeren).

Dus, Mohammed zou nooit begonnen moeten zijn om hen te doden. En het dwingen van hun bekeringen door het zwaard was evenzo nooit het antwoord. Toegegeven moet worden dat de Arabische christelijke kerk in de vroege zevende eeuw niet de taak op zich nam om het evangelie krachtig genoeg te prediken om de vredige bekeringen van menigten tot Christus te verzekeren - maar die tekortkoming van de kerk verandert niet de eeuwige, schriftuurlijke blauwdruk voor de redding en de hoop dat Christus brengt met zijn leven, dood en opstanding, zelfs voor de Arabische polytheïsten.

Een prominente Iranese moslimgeleerde die woont in de VS, Seyyed H. Nasr, zegt dat Mohammed verschilde van Christus (lees: beter dan Christus was) omdat Mohammed deelnam in de wereld om die te transformeren, zoals de profeet-koningen van het oude testament, waar Christus “zich van terugtrok.” ( Seyyed Hossein Nasr, Muhammad: Man of God, Chicago: Kazi, 1995, p. 46). ( Nasr zegt ook dat Boeddha zich terugtrok van de wereld, maar zelfs die bewering is onjuist.)

Nasr’s bedoeling is om op indirecte wijze Mohammeds oorlogvoering en geweld te verdedigen door het te verbinden met de oudtestamentische wijze van Gods handelen. Maar deze beoordeling van Christus en Mohammed is verkeerd op drie punten.

Allereerst, Nasr’s beoordeling stelt het leven van Christus verkeerd voor die aan de wereld om hem heen deelnam en die transformeerde. Hij genas zieken, wierp demonen uit, wekte de doden op, daagde koningen en prefecten uit, en ontweek de vallen uitgezet door de religieuze leiders. Hij werd zelfs bijna van een rots afgeworpen door een woedende menigte, maar hij liep overtuigend weg (Lucas 3:28-30). Hij wilde hen niet wreken, zoals Mohammed de Mekkanen wreekte die hem vervolgden (soera 8:39). Christus hield van zondaars, hij doodde hen niet. Het is helder, dan, dat Christus zich niet van de wereld terugtrok.

Ten tweede, Mohammed vergelijken met de profeet-koningen is hen beledigen, gegeven het contrast tussen het oude testament en Mohammed. De ware Gods ernstige geboden beter zijn helder – wat niet het geval is met Allah’s geboden. Deze onhelderheid trekt daarom in twijfel of de ware God Mohammed deze geboden in de eerste plaats gaf, geboden om de polytheïsten of joden of christenen op een dag te doden, maar niet op een andere, louter omdat Mohammeds militaire macht wisselde. Dus, God en Mozes en zijn opvolgers stegen boven Allah en Mohammed en zijn opvolgers uit. God en Allah zijn gescheiden werelden.

Ten derde, zelfs als we aannemen, in tegenstelling tot het feit, dat de vergelijking tussen Mohammed en de profeet-koningen van het oude testament ietwat nauw waren, dan zou dat voldoende reden voor christenen zijn om Mohammed te verwerpen, omdat Jezus het oude testament vervult en voltooit. Jezus zei over Johannes de Doper, de laatste profeet van het oudtestamentisch tijdperk, representerend Elia: “… in het koninkrijk van de hemel is de kleinste nog groter dan hij [Johannes de Doper].” (Matteüs 11:11 ). Nu het nieuwtestamentische tijdperk aangebroken is, is de gewone gelovige groter dan de laatste van de oudtestamentische profeten, Johannes de Doper, de heraut van Christus. Gods koninkrijk heeft een nieuwe richting aangenomen. Daarom, waarom zou enig christen een profeet volgen die gemodelleerd is naar het oude testament? Mohammed brengt een verwaterde, afgeleide oude wet tot leven, die zelfs niet zo goed is al de Oude Wet, de Thora.

Samenvattend, ten aanzien van de controversiële zaak van het doden in gehoorzaamheid tot een goddelijk decreet, schieten Mohammed en zijn opvolgers tekort ten opzicht van Mozes en zijn opvolgers in het oude testament, en Mohammed schiet erg, erg tekort ten opzichte van Christus’ nieuwe weg van het bekeren van zondaars in het nieuwe testament. Islam voltooit niet de twee eerdere westerse religie’s; in plaats daarvan, dwaalt het te veel van hen af in de verkeerde richting. Daarom moet de islam nooit geplaatst worden boven het jodendom en in het bijzonder nooit boven het christendom.

Daarom was Mohammed een misvormer, geen hervormer van het joden- en christendom.