Islam en geweld

Na de gebeurtenissen van 11 september 2001, heeft het onderwerp geweld en religie opnieuw geleid tot felle discussies. Het is onze stellige overtuiging dat hoewel verschillende politieke, sociaal economische en culturele factoren veelbetekenend zijn geweest en bijgedragen hebben aan de opkomst van geweld en terrorisme in de hedendaagse fundamentalistische islam, we de religieuze dimensie van dit geweld niet kunnen ontkennen dat terug leidt naar het hart en de oorsprong van de islam.

Het punt dat we willen maken is erg simpel. Moslims die daden van geweld en terreur plegen in de naam van God, kunnen ruimschoots rechtvaardiging vinden voor hun daden, gebaseerd op de leringen van de koran en de woorden en voorbeelden van Mohammed zelf! We hebben vaak gehoord in de media dat de relatie tussen moslimterroristen en islam dezelfde is als de relatie tussen de KKK en het christendom. Deze analogie is absoluut onjuist. Christenen die zich bezighouden met geweld, overtreden de expliciete leringen en het voorbeeld van Jezus Christus. Aan de andere kant kunnen moslims die klaar staan om hun zogenaamde vijanden te vernietigen in de naam van God, zich beroepen op het volgen van de geboden van God in de koran en het nadoen van de profeet als hun rolmodel.

Ons punt impliceert uiteraard niet dat alle gelovige en vrome moslims gewelddadig moeten zijn, om aan de ware leringen van de islam recht te doen. We aarzelen niet te zeggen dat de meerderheid van de moslimwereld daden van terreur en geweld veroordeelt. Er zijn vele denkscholen in de islam met gevarieerde en vaak conflicterende interpretaties van de koran. Echter het belangrijke verschil dat we maken is dat de minderheidsgroepen in islam die overgaan tot het gebruik van geweld, zijn niet een afwijking van de islam, maar in feite kunnen legitiem beweren dat ze binnen de basis parameters van de islamitische djihaad werken. We zullen ons nu richten op het bewijs voor onze bewering.

Het volgende zijn slechts sommige van de verzen in de koran die in de geschiedenis gebruikt werden ter ondersteuning van geweld in de naam van God en de glorie van het martelaarschap in een heilige oorlog .

Soera 2: 190-193
En strijdt voor de zaak van Allah tegen degenen, die tegen u strijden, maar overschrijdt de grens niet. Voorzeker, Allah heeft de overtreders niet lief.
En doodt hen, waar gij hen ook ontmoet en drijft hen uit, vanwaar zij u hebben uitgedreven; want vervolging is erger dan doden. En bevecht hen niet nabij de heilige Moskee, voordat zij u daarin bevechten. Maar indien zij u bevechten, bevecht hen dan - zo is de vergelding voor de ongelovigen.
Maar als zij ophouden, dan is Allah zeker Vergevensgezind, Genadevol.
En bestrijdt hen, totdat er geen vervolging meer is en de godsdienst alleen voor Allah wordt. Maar indien zij (met strijden) ophouden, dan is er geen vijandelijkheid meer toegestaan, behalve tegen de onrechtvaardigen.

Soera 2: 216
Vechten is je geboden ofschoon je er afkerig van bent; maar het kan zijn, dat je tegenzin hebt in iets terwijl het goed voor je is en het kan zijn, dat je iets behaagt terwijl het slecht voor je is. God weet het en jij weet het niet.

Soera 2: 244
Strijdt voor de zaak van God en weet, dat God Alhorend, Alwetend is.

Soera 3: 157-158
En als je voor de zaak van God wordt gedood of sterft, zal God's vergiffenis en barmhartigheid zeker beter zijn, dan hetgeen zij bijeengaren.
En indien je sterft of gedood wordt, voorzeker, tot God zul je worden teruggebracht.

Soera 3: 169
En denkt niet over degenen, die terwille van God zijn gedood, als doden. Neen, zij zijn levend en bij hun Heer worden hun gaven geschonken.

Soera 3: 195
…En Ik zal van hen…die hebben gevochten en zijn gedood, de fouten zeker bedekken en zal hen tuinen doen binnengaan, waar doorheen rivieren stromen: een beloning van God en bij God is de beste beloning."

Soera 4: 101
…Voorwaar, de ongelovigen zijn een openlijke vijand voor u.

Soera 4:74
Laten derhalve zij, die hun tegenwoordig leven voor het leven in het Hiernamaals willen offeren, voor de zaak van God strijden. En wie voor de zaak van God strijdt, hetzij hij gedood wordt of overwint, weldra zullen Wij hem een grote beloning geven.

Soera 4:76
Zij die geloven, strijden voor de zaak van Allah, maar de ongelovigen strijden voor de zaak van de boze. Strijdt daarom tegen de vrienden van Satan; voorzeker, Satan's plan is zwak.

Soera 4: 89
Zij wensen dat gij verwerpt, evenals zij hebben verworpen, zodat gij aan hen gelijk zult worden. Neemt derhalve geen vrienden uit hun midden totdat zij voor de zaak van Allah werken. En indien zij tot vijandschap vervallen, grijpt hen dan en doodt hen waar gij hen ook vindt; en neemt vriend noch helper uit hun midden.

Soera 4: 95
Diegenen der gelovigen die niets doen, met uitzondering der onbekwamen, zijn niet gelijk aan degenen die met hun rijkdommen en hun persoon terwille van Allah strijden. Allah heeft degenen, die met hun rijkdommen en hun persoon strijden doen uitmunten boven de rustenden en aan ieder heeft Allah het goede beloofd. Allah zal de strijders boven de stilzittenden doen uitblinken door een grote beloning

Soera 5: 33
De vergelding degenen die oorlog tegen Allah en Zijn boodschappers voeren en er naar streven wanorde in het land te scheppen, is slechts dat zij gedood of gekruisigd worden, of dat hun handen en hun voeten de ene rechts en de andere links, worden afgesneden, of dat zij het land worden uitgezet. Dat zal voor hen een schande in deze wereld zijn en in het Hiernamaals zullen zij een grote straf ontvangen.

Soera 5: 54
O, gij die gelooft, neemt de Joden en de Christenen niet tot vrienden. Zij zijn elkanders vrienden. En wie uwer hen tot vrienden neemt, is inderdaad één hunner. Voorwaar, Allah leidt het overtredende volk niet.

Soera 8: 12-1
Toen uw Heer aan de engelen openbaarde: “Ik ben met u; versterkt de gelovigen. Ik boezem ontzag in de harten der ongelovigen. Slaat daarom hun hoofd af en slaat alle toppen van hun vingers af.”
Dit is, omdat zij zich tegen Allah en Zijn boodschapper hebben verzet. En wie tegen Allah en Zijn boodschapper strijdt, ( wete) Allah is voorzeker streng in vergelding…
O, gij die gelooft, wanneer gij degenen die niet geloven, op u af ziet komen wendt hun dan niet uw rug toe.
En wie op die dag zijn rug toekeert, tenzij hij voor het gevecht manoeuvreert of om plaats te nemen bij een andere groep, doet inderdaad de toorn van Allah over zich komen en de hel zal zijn tehuis zijn en dat is een slechte verblijfplaats.
Gij dooddet hen niet, doch Allah was het, Die hen doodde. En gij wierpt niet toen gij wierpt, maar Allah was het die wierp, opdat Hij de gelovigen een grote gunst van Zich mocht bewijzen. Voorzeker, Allah is Alhorend, Alwetend.

Soera 8: 59-60
En laat de ongelovigen niet denken dat zij een voorsprong hebben. Voorzeker, zij kunnen Ons niet ontkomen. En maakt aan de grens alle mogelijke strijdkrachten en vastgehouden paarden voor hen gereed, waarmede gij de vijand van Allah en uw vijand en anderen buiten hen, die gij niet kent, doch die Allah kent, moogt afschrikken. En wat gij ook voor de zaak van Allah besteedt, het zal u ten volle worden terugbetaald en u zal geen onrecht worden aangedaan.

Soera 8: 65
O profeet, spoor de gelovigen aan om te vechten. Als er twintig onder u zijn die stand houden, zullen zij tweehonderd overwinnen en als er honderd uwer zijn zullen zij duizend der ongelovigen verslaan, omdat zij een volk zijn dat niet wil begrijpen.

Soera 9: 5
Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, doodt dan de afgodendienaren waar gij hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag. Maar als zij berouw hebben en het gebed houden en de Zakaat betalen, laat hun weg dan vrij. Voorzeker, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.

Soera 9:5
doodt dan de afgodendienaren waar gij hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag.

Soera 9: 14
Bestrijdt hen, Allah zal hen door uw handen straffen en vernederen...

Soera 9: 29
Bestrijdt diegenen onder de mensen van het Boek(de bijbel), die in Allah noch in de laatste Dag geloven, noch voor onwettig houden wat Allah en Zijn boodschapper voor onwettig hebben verklaard, noch de ware godsdienst belijden totdat zij de belasting met eigen hand betalen, terwijl zij onderdanig zijn

Soera 47: 4
Wanneer gij de ongelovigen (in oorlog) ontmoet, treft dan hun nek en wanneer gij overwinnaar zijt, bindt hen dan vast…
En indien Allah wilde, had Hij hen Zelf kunnen bestraffen. Doch Hij wilde sommigen uwer door anderen op de proef stellen. En degenen die terwille van Allah worden gedood, hun werken zal Hij zeker niet vruchteloos maken.

Soera 61: 4
Voorzeker, Allah heeft diegenen lief die terwille van Hem strijden in geordende gelederen, alsof zij een hechte muur vormen.

Wanneer we een eenvoudige blik werpen op deze passages uit de koran wordt duidelijk hoe gemakkelijk het is voor veel moslims om haat en vijandigheid te voelen jegens joden, christenen en andere niet-moslims. Hoewel er veel moslims zijn die gek zijn op het citeren van de meer open minded verzen van de koran, kan men het belang en de invloed van de bovenstaande verzen niet negeren op een vrome moslim die de wil van God wil leren kennen en gehoorzamen zoals te vinden in de koran. Voordat we verder gaan met andere voorbeelden van de profeet Mohammed zelf, willen we eerst reageren op twee onderwerpen die moslims naar voren brengen ten aanzien van dit punt.

Velen hebben beweert dat de koranverzen die het vechten steunen, alleen van toepassing waren op een speciale historische situatie in het begin van de islam. Ze beweren, dat sinds de vervolging van de profeet Mohammed in Mekka, in de eerste dertien jaar van zijn profeetschap, Mohammed in de laatste tien jaar van zijn leven, gerechtigd was militaire acties uit te voeren in Medina, voor de vestiging van de aankomende islamitische beweging. Het probleem met deze redenering echter is dat nergens in de koran beschreven staat dat de bovenstaande geboden alleen van toepassing zijn in een bepaalde periode of tegen een bepaalde groep mensen. Anders dan de goddelijke geboden die gevonden kunnen worden in het boek Jozua van het oude testament, die gebonden waren aan een specifieke tijd, plaats en groep mensen, geloven orthodoxe moslims dat de geboden in de koran universeel zijn en dus toepasbaar zijn voor alle tijden en plaatsen .

Een ander bezwaar dat vaak gehoord wordt is dat islam een religie van vrede is en dat oorlog in islam alleen ter zelfverdediging is. Jamal Badawi, een gerespecteerde moslimapologeet, beweert het volgende: “Gewapende djihaad is alleen toegestaan onder de volgende twee condities: 1. Zelfverdediging en 2. Het vechten tegen verdrukking.” (geciteerd uit Diana Eck, A New Religious America, HarperSanFrancisco, 2001, p. 238). Hoewel Badawi behoorlijk nauwkeurig is in het beschrijven van de condities voor de gewapende djihaad in islam, faalt hij te vermelden dat de definities van “zelfverdediging” en “vechten tegen verdrukking” veel breder zijn dan meestal aangenomen wordt. Vele orthodoxe moslims geloven dat als de leiders van een land niet de wetten van de islam erkennen, dat deze leiders “verdrukkers” zijn en dus een wettig doel voor oorlog (zie John Kelsay, Islam and War, Louisville: Westminster/ John Knox Press, 1993, p. 35). Veel moslims beweren dat Amerika een culturele aanvaller is omdat ze hun “ Hollywood waarden ” over de hele wereld verspreiden, en dus is elk gevecht tegen Amerikanen een daad van zelfverdediging (Zie een artikel van Mark Galli, " Now What? A Christian response to religious terrorism," Christianity Today, Oct 22, 2001). Daarom zijn er geen grenzen aan hoe een moslimgroepering “zelfverdediging” en “verdrukking” kan definiëren en dus een islamitische rechtvaardiging voor geweld kan vinden.

We willen nu onze aandacht vestigen op een paar voorbeelden van daden en uitspraken van de profeet Mohammed om te kijken of moslims rechtvaardiging kunnen vinden voor het gebruik van geweld zoals we tegenwoordig in deze wereld zien. We willen de lezer er aan herinneren dat we alleen de oudste, geautoriseerde en originele islamitische bronnen gebruiken ter ondersteuning van onze theorie. De vroegste biografie van de profeet Mohammed is geschreven door Ibn Ishaak in de tweede eeuw van het islamitische tijdperk en is later bewerkt door Ibn Hisham in de derde eeuw. Dit werk is vertaald in het engels onder de titel, Het leven van de profeet Mohammed, door A. Guillaume en gepubliceerd door de Oxford University Press in 1955 [In het Nederlands is dit werk gedeeltelijk vertaald door Wim Raven, Het leven van Mohammed, Bulaaq]. Nu volgt een aantal van de uitspraken en handelingen van de profeet Mohammed en zijn naaste metgezellen, gevonden in deze biografie.

In de grondwet van Medina, die de profeet schreef toen hij en zijn volgelingen van Mekka in het jaar 622 migreerden, lezen we: “Een gelovige zal geen gelovige doden voor de zaak van een ongelovige, noch zal hij een ongelovige helpen tegen een gelovige… Gelovigen zijn vrienden van elkaar voor de uitsluiting van buitenstaanders… De gelovigen moeten elkaars bloed wreken, vergoten op de weg van God” (p. 232).

De eerste in de serie van moorden die de profeet gebood was die van een oude joodse man genaamd Ibnoe’ l-Ashraf. Zijn misdaad was het schrijven van poëzie tegen moslims. “De apostel zei: ‘wie helpt me van Ibnu’ l-Ashraf af?’ “Eén van zijn volgelingen bood zich aan en zei: “Ik zal met hem afrekenen voor u, O apostel van God, ik zal hem doden.” En de profeet reageerde daarop zeggende: “Doe dat als je kunt.” De profeet gaf ook toestemming aan zijn moordenaars om gebruik te maken van leugens en oplichterij om hun missies te kunnen volbrengen. Het verslag gaat door met hoe de volgelingen van de profeet een oude man misleiden en hem midden in de nacht het huis uitlokten waarna ze op hem sprongen om hem vervolgens met dolken en zwaarden op brute wijze te vermoorden. Na het voltooien van hun missie rapporteerden de volgelingen aan de profeet dat ze “Gods vijand” hadden gedood. De auteur concludeert dit incident door te schrijven: “Onze aanval op Gods vijand heeft angst gezaaid onder de joden, en er was geen jood meer in Medina die niet voor zijn leven vreesde” (p. 367-368).

In het hierop volgende incident in deze biografie van de profeet Mohammed lezen we: “De apostel zei: ‘Dood iedere jood die u in uw macht krijgt ’” De auteur vertelt vervolgens het verhaal van twee broers waarvan de jongste moslim was. Na dit gebod gehoord te hebben, doodt de jongere moslimbroeder een joodse koopman. De oudere broer werd erg kritisch over de daad van zijn jongere broer. Als reactie hierop zegt de jongste broer: “Als degene die mij de opdracht heeft gegeven hem te vermoorden mij de opdracht had gegeven u te vermoorden, dan had ik u het hoofd afgehakt.” De oudste broer riep uit. “‘Bij God, een religie die je tot dit kan brengen is verbazingwekkend!’ En hij werd een moslim” (p. 369).

In één van de gevechten, nadat één van de ooms van de profeet Mohammed wreed was gedood, werd Mohammed zo boos dat hij zei: “Als God mij in de toekomst de overwinning schenkt over de Koeraisj zal ik 30 van hun mannen verminken.” Het verdriet ziende van hun profeet, beweerden Mohammeds volgelingen het volgende: “Bij God, als God ons in de toekomst de overwinning geeft over hen, zullen we ze zo erg verminken zoals geen Arabier ooit gedaan heeft.” Gelukkig veranderde de profeet van gedachten en verbood hij later verminking. (p. 387)

In een ander beroemd incident met de joden, nadat hij al twee joodse stammen uit de stad Medina verdreven had, orkestreerde de profeet de dood van alle volwassen mannen van de laatste joodse stam die nog in de stad aanwezig was en gebood hij de in beslagname van alle bezittingen, vrouwen en kinderen. Moslimbronnen schatten het aantal joodse mannen dat die dag de dood vond tussen de 600 en 900. (p.464)

Op een andere gelegenheid waren de profeet en zijn metgezellen op zoek naar de verborgen schat van een verslagen stam. Er werd een persoon bij Mohammed gebracht waarvan men dacht dat hij zou weten waar de verborgen schat zich bevond. De profeet bedreigde de persoon te doden als hij de moslims niet vertelde waar de schat zich bevond. Op de weigering tot samenwerking, “gaf de apostel orders aan al-Zoebair b. al-Awwam: ‘Martel hem totdat uit hem getrokken heeft wat hij heeft.’ dus ontstak hij een vuur op de borstkas van de man met staal en vuursteen totdat de persoon bijna dood was. Daarna leverde de apostel hem af bij Mohammed b. Maslama die hem het hoofd afhakte” (p.515)

Bij de verovering van Mekka gaf Mohammed de opdracht een aantal mensen te doden zonder enige immuniteit. De misdaden bedreven door de meerderheid van deze mensen was het maken van “satirische liederen” tegen Mohammed en het beledigen van Mohammed tijdens zijn leiderschap in Mekka (p. 551). Eén persoon echter die het geluk had te worden gepardonneerd, was Abdoella b. Sa’d. “De reden dat hij (Mohammed) de opdracht gaf hem te vermoorden is dat hij een moslim was die vroeger openbaringen opschreef; vervolgens werd hij afvallig en keerde terug naar de Koeraisj.” Omdat Abdoella een pleegbroer van een naaste metgezel van Mohammed was, mocht hij de profeet spreken en hem te vragen om immuniteit. Tegen zijn zin gaf de profeet de immuniteit. Nadat gepardonneerde persoon vertrokken was, keerde Mohammed zich tot zijn metgezellen en zei: “Ik hield me stil opdat één van u misschien zou zijn opgestaan om zijn hoofd af te slaan!’ Eén van de Ansar zei: ‘Waarom gaf u mij dan geen teken, O apostel van God?’ Hij antwoordde dat een profeet niet doodt door aan te wijzen” (p. 550)

Aan één van zijn aanvoerders die de profeet op een “expeditie ” stuurde gaf hij het volgende advies: “Vecht tegen iedereen in de weg van God en dood degenen die niet in God geloven. Wees niet misleid met de plundering; wees niet verraderlijk, noch vermink, noch dood kinderen. Dit is Gods verordening en de praktijk van zijn profeet onder u” (p. 672).

Een andere moord, bevolen door de profeet, was die van zijn oom Aboe Soefjaan, de leider van de heidense oppositie in Mekka. Moslim vrijwilligers reisden naar Mekka om hun opdracht uit te voeren. De moordaanslag mislukte echter. Op hun weg terug naar Medina ontmoeten ze een eenogige herder die hen er van verzekerde dat hij nooit de islam zou aanvaarden. We citeren de reactie van de moslimmoordenaar zelf. “Zodra de man in slaap was gevallen stond ik op en vermoorde ik hem op een meer verschrikkelijke manier dan welke man ook vermoord zou zijn. Ik plaatste het eind van mijn boog op zijn gezonde oog, en doorboorde het zover dat het er bij zijn nek weer uit kwam…Toen ik naar Medina ging vroeg de apostel mij naar nieuws. Toen ik hem vertelde wat er gebeurd was zegende hij mij.” (p. 674-675)

De biografie van de profeet vervolgt deze beschrijving met nog twee verslagen van succesvolle moordaanslagen die bevolen werden door de profeet. Aboe Afak “toonde zijn afschuw voor de apostel” door een gedicht te schrijven. “De apostel zei: ‘Wie rekent er af met deze schurk voor mij?’ Waarop Salim b. Oemair naar voren stapte en hem vermoorde.” (p. 675) Na deze moord, toonde een vrouw genaamd Asma b. Marwan haar “afschuw” en maakte ook een gedicht tegen de profeet. “Toen de profeet hoorde wat ze had gezegd, zei hij: ‘Wie helpt me van de dochter van Marwan af?’ Oemair, die bij de profeet was, hoorde hem en die nacht ging hij naar haar huis en vermoorde haar. In de ochtend kwam hij bij de apostel en vertelde hem wat hij gedaan had en Mohammed zei: ‘U hebt God geholpen en zijn apostel, O Oemair ’” (p. 675-676).

Opnieuw denk ik dat het bovenstaande voorbeeld (wat in geen geval bedoeld is als een uitputtende lijst van geweld gevonden in de vroegste biografie van de profeet) meer dan voldoende is om een rechtvaardiging te kunnen vinden voor het vermoorden en het vernietigen van een ieder die tegen de ideologie van de islam en zijn eisen voor totale onderwerping ingaat. Hoe dan ook, wat belangrijker is voor het vormen van een moslimse houding en gedrag zijn niet de verslagen van een biografie, maar de verzamelingen van Mohammeds uitspraken en daden in de ahadieth. We zullen nu kijken naar een aantal voorbeelden in de ahadith. De volgende voorbeelden komen uit de ahadieth collectie van Boechari, het meest bevoegde boek in de soennitische islam na de koran (Sahieh Al-Boechari, 9 volumes vertaald door Dr. Muhammad Muhsin Khan, Al Nabawiya: Dar Ahya Us-Sunnah, n.d.).

“Allah’s apostel zei: ‘Weet dat het paradijs onder de schaduw der zwaarden ligt ’” (vol. 4, p. 55)

“Allah’s apostel zei: ‘Ik heb de opdracht te vechten tegen mensen totdat ze zeggen: ‘Niemand heeft het recht aanbeden te worden dan Allah,’ en wie zegt ‘Niemand heeft het recht aanbeden te worden dan Allah,’ zijn leven en bezit zal door mij gered worden…” (vol. 4, p. 124)

“Het past een profeet niet krijgsgevangenen te hebben (en vrij te laten tegen losgeld) totdat hij een grote slachting heeft aangericht (onder zijn vijanden) in het land…” (vol. 4, p. 161)

“Dood een ieder die de islam afvallig is” (vol.9, p.45)

“Een ongelovige spion kwam bij de profeet toen hij op reis was. De spion zat aan met de metgezellen van de profeet en raakte aan de praat, en ging vervolgens weg. De profeet zei (tot zijn metgezellen): ‘Jaagt hem na en doodt hem.’ Dus ik doodde hem. De profeet dan, gaf hem de bezittingen van de vermoorde spion.” (vol. 4, pp. 181-182)

“Sommige mensen van de Oekl stam kwamen tot de profeet en omarmden de islam. Het klimaat van Mekka echter maakte hen ziek, dus gebood de profeet hen naar de kudde kamelen te gaan om hun melk en urine te drinken (als een medicijn). Dit deden ze, en nadat ze hersteld waren van hun ziekte werden ze afvallig (keerden de islam de rug toe) en vermoorden ze de herder van de kudde kamelen en namen de kamelen mee. De profeet zond (een aantal mensen) in de achtervolging zodat ze gevangen genomen werden. En de profeet gaf het bevel de handen en de benen van de mannen af te hakken en hun ogen te branden met hete stukken ijzer, en dat hun handen en benen niet geschroeid zouden worden, totdat ze sterven.” (vol. 8, pp. 519-520)

“De profeet passeerde mij op een plaats genoemd Al-Abwa of Waddan en werd gevraagd of het toegestaan is de heidense strijders ’s nachts aan te vallen met de kans van het blootstellen van hun vrouwen en kinderen. De profeet antwoordde: “Zij (de vrouwen en kinderen) zijn van hen (de heidenen).” (vol. 4, pp. 158-159)

De bovenstaande traditie wordt, net zoals vele andere, herhaald in vele andere collecties van Mohammeds uitspraken. In de tweede belangrijkste hadith collectie, Sahieh Moeslim, wordt het hoofdstuk dat deze bijzondere uitspraak bespreekt, genoemd: “Toelaatbaarheid voor het doden van vrouwen en kinderen bij nachtelijke invallen, op voorwaarde dat het niet met opzet is.” De auteur gaat vervolgens verder: “Er wordt verslagen op autoriteit van Sa’b b. Jaththama dat de profeet van Allah (vrede zij met hem), toen hem gevraagd werd over de vrouwen en kinderen van de polytheïsten die gedood werden tijdens de nachtelijke inval, zei: ‘Zij zijn van hen ’” (vol. 3, pp. 946-947, Sahieh Moeslim, vertaald door Abdul Hamid Siddiqi, 4 volumes)

We zullen deze discussie beëindigen met nog twee tradities van een andere collectie, Soenan Aboe Dawoed. In het hoofdstuk genaamd “De uitmuntendheid van het doden van een ongelovige” lezen we de volgende uitspraak. “Aboe Haraira deed verslag dat de apostel van Allah zei: “Een ongelovige en degene die hem vermoord zullen nooit samen in de hel gebracht worden.” De moslimvertaler van dit werk voegt de volgende voetnoot aan deze traditie toe: “Dit betekent dat een persoon die een ongelovige doodt in het gevecht in Allah’s naam (dat wil zeggen: djihaad) vergeving voor zijn zonden ontvangt en daarvoor naar het paradijs zal gaan. De ongelovige zal onvermijdelijk naar de hel gaan. Dus man die een ongelovige doodde zal niet samen naar de hel gebracht worden met hem” (vol. 2, p. 690 uit Soenan Aboe Dawoed, vertaald door Ahmad Hasan, 3 volumes, New Delhi: Kitab Bhavan, 1990).

Een ander hoofdstuk in deze collectie genaamd: “Straf voor een man die de profeet (vrede zij met hem) misbruikt.” De auteur verhaalt over een moslimman die zijn slaaf en bijvrouw vermoordt bij wie hij twee kinderen had. Omdat ze de profeet “kleineerde ” pakte de slaveneigenaar een dolk, plaatste het op haar buik en duwde het totdat hij haar doodde.” Bij het horen van de reden van deze moord, zei de profeet: “O, wees getuige, geen vergelding is betaalbaar voor haar bloed” (zelfde bron vol. 3, p. 1214-1215). Het volgende incident in het bovenstaande hoofdstuk is verslagen door Ali. “Een jodin misbruikte de profeet (vrede zij met hem) en kleineerde hem. Een man wurgde haar totdat ze stierf. De apostel van Allah (vrede zij met hem) verklaarde dat geen schadeloosstelling betaalbaar was voor haar bloed” (p. 1215). Opnieuw, geeft de vertaler ons de volgende uitleg :. “Het is unaniem afgesproken dat als een moslim de profeet (vrede zij met hem) misbruikt of beledigt, hij gedood moet worden… zelfs als een niet-moslim of een jood de profeet (vrede zij met hem) misbruikt, zal hij gedood worden… De straf voor het misbruiken of het tegenwerken van de profeet (vrede zij met hem) was de dood” (p. 1215).

Geweld in de islam, of het nu in de vorm van terrorisme is, of het vervolgen van christenen en andere minderheden in de moslimwereld, of de doodstraf voor iemand die zich afkeert van de islam of de doodsbedreigingen aan het adres van Salman Rushdie voor het vermeende beledigen van de profeet Mohammed, zijn niet simpelweg een aantal geïsoleerde incidenten of afwijkingen van de ware en vredige islam. Zulk geweld gaat in werkelijkheid terug naar de wortels van de islam zoals gevonden wordt in de koran en de daden en leringen van de profeet zelf. Osama Bin Laden citeerde sommige van dezelfde koran en ahadith-passages die wij hier gebruikt hebben om zijn acties te kunnen rechtvaardigen (zie het transschrift van zijn videotape in de New York Times, Fri, Dec. 14, 2001, B4).

We willen dit stuk graag beëindigen door te verwijzen naar een programma dat getoond is op Amerikaanse publieke TV, genaamd “De Saoedische tijdbom” Op een bepaald punt in het programma wordt ons verteld over de door de staat gesponsorde religieuze educatie in Saoedi-Arabië. “Ongeveer 35% van de schoolstudies is gewijd aan Saoedische verplichte religieuze educatie.” “Eén van de leerboeken, gepubliceerd in 2000, was een collectie van Mohammeds uitspraken, die gebruikt werden door de middelbare school studenten in Saoedi-Arabië. Eén les is genaamd: “De overwinning van de moslims over de joden.” Volgens een traditie van de profeet Mohammed: “Het laatste uur zal niet komen voordat de moslims de joden bevechten en zullen doden opdat de joden zich zullen verstoppen achter rotsen en bomen. Dan zullen de rotsen en bomen uitroepen: O, moslim, dienaar van God! Er verschuilt zich een jood achter mij, kom en dood hem.” Zoals een goed leerboek betaamt, zijn de leringen van deze uitspraak samengevat in verscheidene stellingen zoals:

Ideeën hebben consequenties. Het is opnieuw voor onze wereld erg duidelijk geworden dat gewelddadige ideeën, gewelddadige consequenties hebben. We zijn niet bezig met oude christen-moslim polemieken wanneer we wijzen op het veelvoorkomende geweld door heel de fundamenten en de daarop volgende geschiedenis van de islam. We geven alleen de leringen in de meest originele en geautoriseerde bronnen van de islam weer. Wij geloven dat het van essentieel belang voor mensen van goede wil over de hele wereld is, dat ze weten dat achter de politieke, sociale en culturele beweegredenen voor geweld onder moslims, er een religieuze fundering voor geweld is die diep geworteld ligt in het wereldbeeld van de islam. De wereld moet deze uitdaging van de islam serieuzer nemen dan ooit tevoren.