100 overeenkomsten tussen de Heer Jezus Christus en de apostel Paulus


Samengesteld door: Anthony Wales

Inleiding

Moslims geloven dat Jezus een islamitische profeet was en hebben een aantal argumenten ontwikkeld die dit geloof moeten onderbouwen. Een veelgebruikt argument is dat Paulus de echte stichter is van het christendom. Onder dit argument valt de bewering dat de bijbel laat zien dat de leringen van Paulus behoorlijk verschillen met de leringen van Jezus. De bedoeling van dit artikel is te reageren op deze bewering door 100 overeenkomsten te noemen tussen de leringen van Jezus en de leringen van Paulus.

De overeenkomsten zijn genomen van de bijbelverslagen van Jezus en Paulus. De evangeliën zijn de belangrijkste bron voor het leven van Jezus, woorden en daden. Verder zijn er ook woorden en daden van Jezus te vinden in de Handelingen der apostelen en het boek Openbaringen. Het leven, de woorden en de daden van Paulus zijn te vinden in de Handelingen der apostelen en zijn brieven (van Romeinen t/m Filemon). De overeenkomsten die gepresenteerd worden laten overeenkomsten in woorden, daden, leven en persoon zien.

1. Jezus is de Messias of Christus

JEZUS: 15 Toen vroeg hij hun: ‘En wie ben ik volgens jullie?’ 16 ‘U bent de messias, de Zoon van de levende God,’ antwoordde Simon Petrus. 17 Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel. (Matteüs 16:15-17)

PAULUS: ... richtte Paulus zich volledig op de verkondiging en getuigde ten overstaan van de Joden dat Jezus de messias is. s (Handelingen 18:5)

2. Jezus is de Zoon van God

JEZUS: 70 Toen zeiden allen: ‘U bent dus de Zoon van God?’ Hij antwoordde: ‘U zegt dat ik het ben.’ 71 Ze zeiden: ‘Waarvoor hebben we nog getuigenverklaringen nodig? We hebben het immers zelf uit zijn eigen mond gehoord!’ (Lucas 22:70-71)

PAULUS: 20 en ging onmiddellijk in de synagogen verkondigen dat Jezus de Zoon van God is. (Handelingen 9:20)

3. Jezus is Heer

JEZUS: 13 ‘Jullie zeggen altijd “meester” en “Heer” tegen mij, en terecht, want dat ben ik ook. (Johannes 13:13)

PAULUS: wij weten: er is ... één Heer, Jezus Christus,... (1 Korintiërs 8:6)

4. Jezus is God

JEZUS: 28 Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ 29 Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’ (Johannes 20:28-29)

PAULUS: ...en waaruit Christus is voortgekomen – hij die God is, die boven alles verheven is en geprezen zij tot in eeuwigheid’. Amen. (Romeinen 9:5)

5. Jezus is mens

JEZUS: Maar Jezus zei: ‘Als u echt kinderen van Abraham bent, zou u moeten doen wat Abraham deed. 40 Maar nee, u wilt mij, iemand die u de waarheid heeft gezegd die hij van God gehoord heeft, doden – zoiets heeft Abraham niet gedaan. (Johannes 8:39-40)

PAULUS: Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus (1 Timoteüs 2:5)

6. Jezus is geboren uit een vrouw

JEZUS: 30 Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. 31 Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. 32 Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd (Lucas 1:30-32)

PAULUS: 4 Maar toen de tijd gekomen was zond God zijn Zoon, geboren uit een vrouw... (Galaten 4:4)

7. God zond Jezus

JEZUS: ...ik ben bij God vandaan gekomen toen ik hiernaartoe kwam. Ik ben niet namens mezelf gekomen, maar hij heeft mij gezonden. (Johannes 8:42)

PAULUS: Waartoe de wet niet in staat was, machteloos als hij was door de menselijke natuur, dat heeft God tot stand gebracht. Vanwege de zonde heeft hij zijn eigen Zoon als mens in dit zondige bestaan gestuurd; zo heeft hij in dit bestaan met de zonde afgerekend,... (Romeinen 8:3)

8. Jezus is de weg naar de Vader

JEZUS: Jezus zei: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij. (Johannes 14:6)

PAULUS: dankzij hem hebben wij allen door één Geest toegang tot de Vader. (Efeziërs 2:18)

9. Jezus is licht

JEZUS: Jezus nam opnieuw het woord. Hij zei: ‘Ik ben het licht voor de wereld. (Johannes 8:12)

PAULUS: Wat heeft licht met duisternis te maken? 15 Waarin lijken Christus en Beliar op elkaar? (2 Korintiërs 6:14-15)

10. Jezus is leven

JEZUS: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. (Johannes 14:6)

PAULUS: En wanneer Christus, uw leven, verschijnt... (Kolossenzen 3:4)

11. Jezus is het begin

JEZUS: Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde. (Openbaring 22:13)

PAULUS: Oorsprong is hij (Kolossenzen 1:18)

12. Jezus is de eerste

JEZUS: Ik ben de eerste en de laatste. 18 Ik ben degene die leeft; ik was dood, maar ik leef, nu en tot in eeuwigheid. (Openbaring 1:17-18)

PAULUS: Oorsprong is hij,
eerstgeborene van de doden,
om in alles de eerste te zijn: (Kolossenzen 1:18)

13. Jezus is een afstammeling van David

JEZUS: 30 Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. 31 Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. 32 Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. (Lucas 1:30-32)

PAULUS: Houd Jezus Christus in gedachten, uit het nageslacht van David, die uit de dood is opgewekt. (2 Timoteüs 2:8)

14. Jezus is de bruidegom

JEZUS: 18 De leerlingen van Johannes en de Farizeeën hadden de gewoonte regelmatig te vasten. Er kwamen mensen naar Jezus toe, die hem vroegen: ‘Waarom vasten de leerlingen van Johannes en de leerlingen van de Farizeeën wel, maar uw leerlingen niet?’ 19 Jezus antwoordde: ‘Bruiloftsgasten kunnen toch niet vasten zolang de bruidegom bij hen is? Nee, zolang ze de bruidegom bij zich hebben, kunnen ze niet vasten. (Marcus 2:18-19)

PAULUS: Ik heb u aan één man uitgehuwelijkt, aan Christus, en ik wil u als een kuise bruid aan hem geven. (2 Korintiërs 11:2)

15. Jezus is koning

JEZUS: 36 Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.’ 37 Pilatus zei: ‘U bent dus koning?’ ‘U zegt dat ik koning ben,’ zei Jezus. (Johannes 18:36-37)

PAULUS: Want u moet goed weten dat iemand die in ontucht leeft, zedeloos of hebzuchtig is – dat is allemaal afgoderij – geen deel kan hebben aan het koninkrijk van Christus en van God. (Efeziërs 5:5)

16. Jezus stamt af van de hemel

JEZUS: Er is toch nooit iemand opgestegen naar de hemel behalve degene die uit de hemel is neergedaald: de Mensenzoon? (Johannes 3:13)

PAULUS: ‘Hij steeg op’ – wat betekent dat anders dan dat hij ook is afgedaald naar wat lager ligt, naar de aarde? (Efeziërs 4:9)

17. Jezus is redder

JEZUS: God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden. (Johannes 3:17)

PAULUS: Deze boodschap is betrouwbaar en verdient onze volledige instemming: Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaars te redden. (1 Timoteüs 1:15)

18. Jezus is de waarheid

JEZUS: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. (Johannes 14:6)

PAULUS:Gij toch hebt van Hem gehoord en zijt in Hem onderwezen, gelijk dit de waarheid is in Jezus (Efeziërs 4:21, NBG 51)

19. Jezus was arm

JEZUS: Jezus zei tegen hem: ‘De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.’ (Matteüs 8:20)

PAULUS: Tenslotte kent u de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven: hij was rijk, maar is omwille van u arm geworden opdat u door zijn armoede rijk zou worden. (2 Korintiërs 8:9)

20. De glorie van God schijnt in het gezicht van Jezus

JEZUS: 1 Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze alleen waren. 2 Voor hun ogen veranderde hij van gedaante, zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht. (Matteüs 17:1-2)

PAULUS: De God die heeft gezegd: ‘Uit de duisternis zal licht schijnen,’ heeft in ons hart het licht doen schijnen om ons te verlichten met de kennis van zijn luister, die afstraalt van het gezicht van Jezus Christus. (2 Korintiërs 4:6)

21. Jezus stelde het avondmaal in

JEZUS: 22 Terwijl ze aten, nam hij een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: ‘Neem hiervan, dit is mijn lichaam.’ 23 En hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker, en allen dronken eruit. 24 Hij zei tegen hen: ‘Dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen vergoten wordt. (Marcus 14:22-24)

PAULUS: 23 Want wat ik heb ontvangen en aan u heb doorgegeven, gaat terug op de Heer zelf. In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam hij een brood, 24 sprak het dankgebed uit, brak het brood en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor jullie. (11:24) Dit is mijn lichaam voor jullie. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.’ 25 Zo nam hij na de maaltijd ook de beker, en hij zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt. Doe dit, telkens als jullie hieruit drinken, om mij te gedenken.’ (1 Korintiërs 11:23-25)

22. Jezus werd verraden

JEZUS: zei Jezus: ‘Ik verzeker jullie: een van jullie, die met mij eet, zal mij uitleveren.’ Want de Mensenzoon zal heengaan zoals over hem geschreven staat, maar wee de mens door wie de Mensenzoon uitgeleverd wordt: het zou beter voor hem zijn als hij nooit geboren was.’ (Marcus 14:18,21)

PAULUS: Want wat ik heb ontvangen en aan u heb doorgegeven, gaat terug op de Heer zelf. In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd... (1 Korintiërs 11:23)

23. Jezus getuigde voor Pontius Pilatus

JEZUS: 33 Nu ging Pilatus het pretorium weer in. Hij liet Jezus bij zich komen en vroeg hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’ 34 Jezus antwoordde: ‘Vraagt u dit uit uzelf of hebben anderen dit over mij gezegd?’ 35 ‘Ik ben toch geen Jood,’ antwoordde Pilatus. ‘Uw volk en uw hogepriesters hebben u aan mij uitgeleverd – wat hebt u gedaan?’ 36 Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.’ 37 Pilatus zei: ‘U bent dus koning?’ ‘U zegt dat ik koning ben,’ zei Jezus. ‘Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan, luistert naar wat ik zeg.’ (Johannes 18:33-37)

PAULUS: Ten overstaan van God, die alles in leven houdt, en Christus Jezus, die voor Pontius Pilatus een krachtig getuigenis heeft afgelegd... (1 Timoteüs 6:13)

24. Jezus leed

JEZUS: Vanaf die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden (Matteüs 16:21)

PAULUS: Zoals wij volop delen in het lijden van Christus... (2 Korintiërs 1:5)

25. Jezus stierf

JEZUS: Maar Jezus slaakte een luide kreet en blies de laatste adem uit. (Marcus 15:37)

PAULUS: Want als wij geloven dat Jezus is gestorven en is opgestaan... (1 Tessalonicenzen 4:14)

26. Jezus werd begraven

JEZUS: Josef kocht een stuk linnen, haalde Jezus van het kruis en wikkelde hem in het linnen. Daarna legde hij hem in een graf dat in de rots was uitgehouwen en rolde een steen voor de ingang. (Marcus 15:46)

PAULUS: We zijn door de doop in zijn dood met hem begraven... (Romeinen 6:4)

27. Jezus stond op uit de dood op de derde dag

JEZUS: Jezus antwoordde hun: ‘Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen.’…21 Maar hij sprak over de tempel van zijn lichaam. 22 Na zijn opstanding uit de dood herinnerden zijn leerlingen zich dat hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en alles wat Jezus gezegd had. (Johannes 2:19, 21, 22)

PAULUS: dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat, 4 dat hij is begraven en op de derde dag is opgewekt (1 Korintiërs 15:3,4)

28. Jezus voer op ten hemel

JEZUS: Nadat hij dit tegen hen had gezegd, werd de Heer Jezus in de hemel opgenomen en nam hij plaats aan de rechterhand van God. (Marcus 16:19)

PAULUS: Hij die is afgedaald is dezelfde als hij die opsteeg, tot boven de hemelsferen, om alles met zijn aanwezigheid te vullen. (Efeziërs 4:10)

29. Jezus is gezeten aan de rechterhand van de Vader

JEZUS: Toen vroeg de hogepriester hem: ‘Bent u de messias, de Zoon van de Gezegende?’ 62 Jezus zei: ‘Dat ben ik, en u zult de Mensenzoon aan de rechterhand van de Machtige zien zitten (Marcus 14:61-62)

PAULUS: Die macht was ook werkzaam in Christus toen God hem opwekte uit de dood en hem in de hemelsferen een plaats gaf aan zijn rechterhand(Efeziërs 1:20)

30. Jezus zal terug komen

JEZUS: Dan zal aan de hemel het teken zichtbaar worden dat de komst van de Mensenzoon aankondigt, en alle stammen op aarde zullen zich van ontzetting op de borst slaan als ze de Mensenzoon zien komen op de wolken van de hemel, bekleed met macht en grote luister. (Matteüs 24:30)

PAULUS: Wanneer het signaal gegeven wordt, de aartsengel zijn stem verheft en de bazuin van God weerklinkt, zal de Heer zelf uit de hemel neerdalen. Dan zullen eerst de doden die Christus toebehoren opstaan (1 Tessalonicenzen 4:16)

31. Jezus stierf voor de schapen

JEZUS: Ik geef mijn leven voor de schapen. (Johannes 10:15)

PAULUS: Zorg voor uzelf en voor de hele kudde waarover de heilige Geest u als herder heeft aangesteld; u bent de opzieners van Gods gemeente, die hij verworven heeft door het bloed van zijn eigen Zoon. (Handelingen 20:28)

32. Jezus stierf uit liefde voor ons

JEZUS: 12 Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben zoals ik jullie heb liefgehad. 13 Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden. (Johannes 15:12-13)

PAULUS: ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft prijsgegeven. (Galaten 2:20)

33.De dood van Jezus toont ons Gods liefde

JEZUS: Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven (Johannes 3:16)

PAULUS: Maar God bewees ons zijn liefde doordat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. (Romeinen 5:8)

34. Jezus gaf zichzelf als een losgeld

JEZUS: zoals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen. (Matteüs 20:28)

PAULUS: Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, 6 die zichzelf gegeven heeft als losgeld voor allen (1 Timoteüs 2:5-6)

35. Diegenen die Jezus gekruisigd hadden waren onwetend en handelden in onwetendheid

JEZUS: Jezus zei: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’ (Lucas 23:34)

PAULUS: 7 Waar wij over spreken is Gods verborgen en geheime wijsheid, een wijsheid waarover God vóór alle tijden besloten heeft dat wij door haar zouden delen in zijn luister. 8 Geen van de machthebbers van deze wereld heeft die wijsheid gekend; zouden ze haar wel hebben gekend, dan zouden ze de Heer die deelt in Gods luister niet hebben gekruisigd. (1 Korintiërs 2:7-8)

36. Jezus lijden, dood en wederopstanding zijn in overeenstemming met de Heilige geschriften.

JEZUS: 44 Hij zei tegen hen: ‘Toen ik nog bij jullie was, heb ik tegen jullie gezegd dat alles wat in de Wet van Mozes, bij de Profeten en in de Psalmen over mij geschreven staat in vervulling moest gaan.’ 45 Daarop maakte hij hun verstand ontvankelijk voor het begrijpen van de Schriften. 46 Hij zei tegen hen: ‘Er staat geschreven dat de messias zal lijden en sterven, maar dat hij op de derde dag zal opstaan uit de dood (Lucas 24:44-46)

PAULUS: dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat, 4 dat hij is begraven en op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat (1 Korintiërs 15:3-4)

37. Jezus verscheen aan Simon Petrus (ook bekend als Kefas) en de andere apostelen na zijn wederopstanding

JEZUS: 33 Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, 34 die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en hij is aan Simon verschenen!’ 35 De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.
36 Terwijl ze nog aan het vertellen waren, kwam Jezus zelf in hun midden staan (Lucas 24:33-36)

PAULUS: 4 dat hij is begraven en op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat, 5 en dat hij is verschenen aan Kefas en vervolgens aan de twaalf leerlingen. (1 Korintiërs 15:4-5)

38. De dag van de Heer zal komen als een dief in de nacht

JEZUS: 42 Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag jullie Heer komt. 43 Besef wel: als de heer des huizes had geweten in welk deel van de nacht de dief zou komen, dan zou hij wakker gebleven zijn en niet in zijn huis hebben laten inbreken. 44 Daarom moeten ook jullie klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht.
(Matteüs 24:42-44)

PAULUS: 2 want u weet zelf maar al te goed dat de dag van de Heer komt als een dief in de nacht. ... 4 Maar u, broeders en zusters, u leeft niet in de duisternis, zodat de dag van de Heer u zou kunnen overvallen als een dief (1 Tessalonicenzen 5:2,4)

39. Gelovigen moet alert zijn en zich niet door dronkenschap laten afleiden van de komst van Jezus Christus

JEZUS: 42 Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag jullie Heer komt. ... 44 Daarom moeten ook jullie klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht.
48 Slecht is echter de dienaar die bij zichzelf zegt: Mijn heer blijft voorlopig nog weg, 49 en die zijn mededienaren begint te slaan en het met dronkaards op een slempen zet. 50 Dan zal de heer van die dienaar komen op een dag waarop hij het niet verwacht en op een tijdstip dat hij niet kent, (Matteüs 24:42, 44, 48-50)

PAULUS: 4. Maar u, broeders en zusters, u leeft niet in de duisternis, zodat de dag van de Heer u zou kunnen overvallen als een dief, ... 6 dus laten we niet slapen, zoals anderen, maar waken en op onze hoede zijn. (1 Tessalonicenzen 5:4, 6)

40. Pijn wordt vermeld wanneer het gaat over de dag van de Heer

JEZUS: 7 Het ene volk zal tegen het andere ten strijde trekken en het ene koninkrijk tegen het andere, en overal zullen er hongersnoden uitbreken en zal de aarde beven: 8 dat alles is het begin van de weeën. (Matteüs 24:7-8)

PAULUS: 2 want u weet zelf maar al te goed dat de dag van de Heer komt als een dief in de nacht. 3 Als de mensen zeggen dat er vrede en veiligheid is, worden ze plotseling getroffen door de ondergang, zoals een zwangere vrouw door barensweeën. Vluchten is dan onmogelijk. (1 Tessalonicenzen 5:2-3)

41. Jezus zal komen met de engelen

JEZUS: Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen (Matteüs 25:31)

PAULUS: ... wanneer Jezus, de Heer, vanuit de hemel verschijnt. Dan komt hij in een vlammend vuur en omringd door engelen, door wie hij zijn macht manifesteert; dan straft hij hen die God niet erkennen en het evangelie van onze Heer Jezus niet gehoorzamen. (2 Tessalonicenzen 1:7-8)

42. Een trompet zal weerklinken bij terugkomst van de Heer

JEZUS: als ze de Mensenzoon zien komen op de wolken van de hemel, bekleed met macht en grote luister. 31 Dan zal hij zijn engelen uitzenden, en onder luid bazuingeschal... (Matteüs 24:30-31)

PAULUS: Wanneer het signaal gegeven wordt, de aartsengel zijn stem verheft en de bazuin van God weerklinkt, zal de Heer zelf uit de hemel neerdalen. (1 Tessalonicenzen 4:16)

43. Ontken Jezus en Hij zal ons ontkennen

JEZUS: Maar wie mij verloochent bij de mensen, zal ook ik verloochenen bij mijn Vader in de hemel. (Matteüs 10:33)

PAULUS: als wij hem verloochenen,
zal hij ons ook verloochenen; (2 Timoteüs 2:12)

44. Eeuwig leven verkrijg je door het geloof in Jezus Christus

JEZUS: 25 Maar Jezus zei: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, 26 en ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven (Johannes 11:25-26)

PAULUS: en juist over mij heeft Christus Jezus zich ontfermd; ik was de eerste aan wie hij zijn grote geduld toonde, zodat ik een voorbeeld werd voor allen die in hem geloven en het eeuwige leven zullen ontvangen. (1 Timoteüs 1:16)

45. Jezus leeft in de gelovigen

JEZUS: Ik heb hun uw naam bekendgemaakt en dat zal ik blijven doen, zodat de liefde waarmee u mij liefhad in hen zal zijn en ik in hen.’ (Johannes 17:26)

PAULUS: ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. (Galaten 2:20)

46. De engelen behoren Jezus toe

JEZUS: de Mensenzoon zal zijn engelen erop uitsturen (Matteüs 13:41)

PAULUS: wanneer Jezus, de Heer, vanuit de hemel verschijnt. Dan komt hij in een vlammend vuur en omringd door engelen, door wie hij zijn macht manifesteert (2 Tessalonicenzen 1:7)

47. Jezus is rechter

JEZUS: De Vader zelf velt over niemand een oordeel, maar hij heeft het oordeel geheel aan de Zoon toevertrouwd. (Johannes 5:22)

PAULUS: want hij heeft bepaald dat er een dag komt waarop hij een rechtvaardig oordeel over de mensheid zal laten vellen door een man die hij voor dat doel heeft aangewezen. Het bewijs dat het om deze man gaat, heeft hij geleverd door hem uit de dood te doen opstaan.’ (Handelingen 17:31)

48. Jezus verzamelt al zijn mensen

JEZUS: 16 Maar ik heb ook nog andere schapen, die niet uit deze schaapskooi komen. Ook die moet ik hoeden, ook zij zullen naar mijn stem luisteren: dan zal er één kudde zijn, met één herder. ... 32 Wanneer ik van de aarde omhooggeheven word, zal ik iedereen naar mij toe halen.’ 33 Daarmee bedoelde hij de wijze waarop hij zou sterven. (Johannes 10:16, 12:32-33)

PAULUS: 13 Maar nu bent u, die eens ver weg was, in Christus Jezus dichtbij gekomen, door zijn bloed. 14 Want hij is onze vrede, hij die met zijn dood de twee werelden één heeft gemaakt, de muur van vijandschap ertussen heeft afgebroken 15 en de wet met zijn geboden en voorschriften buiten werking heeft gesteld, om uit die twee in zichzelf één nieuwe mens te scheppen. Zo bracht hij vrede 16 en verzoende hij door het kruis beide in één lichaam met God, door in zijn lichaam de vijandschap te doden. (Efeziërs 2:13-16)

49. Jezus zal altijd zijn met de gelovigen in de wereld

JEZUS: En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld. (Matteüs 28:20)

PAULUS: 35 Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus? Tegenspoed, ellende of vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard? (Romeinen 8:35)

50. De hemel zal voor altijd bestaan uit het samenzijn met Jezus

JEZUS: 2 In het huis van mijn Vader zijn veel kamers; zou ik anders gezegd hebben dat ik een plaats voor jullie gereed zal maken? 3 Wanneer ik een plaats voor jullie gereedgemaakt heb, kom ik terug. Dan zal ik jullie met me meenemen, en dan zullen jullie zijn waar ik ben. (Johannes 14:2-3)

PAULUS: 16 Wanneer het signaal gegeven wordt, de aartsengel zijn stem verheft en de bazuin van God weerklinkt, zal de Heer zelf uit de hemel neerdalen. Dan zullen eerst de doden die Christus toebehoren opstaan, 17 en daarna zullen wij, die nog in leven zijn, samen met hen worden weggevoerd op de wolken en gaan we de Heer in de lucht tegemoet. Dan zullen we altijd bij hem zijn. (1 Tessalonicenzen 4:16-17)

51. Jezus is de hoeksteen

JEZUS: 27 Dus gaven ze Jezus als antwoord: ‘We weten het niet.’ Daarop zei hij tegen hen: ‘Dan zeg ik u ook niet op grond van welke bevoegdheid ik die dingen doe.
28 Wat denkt u van het volgende? Iemand had twee zonen. Hij zei tegen de een: “Jongen, ga vandaag in de wijngaard aan het werk.” 29 De zoon antwoordde: “Ik wil niet,” maar later bedacht hij zich en ging alsnog. 30 Tegen de ander zei de man precies hetzelfde. Die antwoordde: “Ja, vader,” maar ging niet. 31 Wie van de twee heeft nu de wil van zijn vader gedaan?’ Ze zeiden: ‘De eerste.’ Daarop zei Jezus: ‘Ik verzeker u: de tollenaars en de hoeren zijn u voor bij het binnengaan van het koninkrijk van God. 32 Want Johannes koos de weg van de gerechtigheid toen hij naar u toe kwam. U geloofde hem niet, de tollenaars en de hoeren wel. En ook al zag u dat, u hebt u niet willen bedenken en hem alsnog willen geloven.
33 Luister naar een andere gelijkenis. Er was eens een landheer die een wijngaard aanlegde en hem omheinde. Hij groef er een kuil voor de wijnpers en bouwde een uitkijktoren. Toen verpachtte hij hem aan wijnbouwers en ging op reis. 34 Tegen de tijd van de druivenoogst stuurde hij zijn knechten naar de wijnbouwers om zijn vruchten in ontvangst te nemen. 35 Maar de wijnbouwers grepen de knechten, ze mishandelden er een, doodden een ander en stenigden een derde. 36 Daarna stuurde de landheer andere knechten, een grotere groep dan eerst, maar met hen deden ze hetzelfde. 37 Ten slotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe, met de gedachte: Voor mijn zoon zullen ze wel ontzag hebben. 38 Toen de wijnbouwers de zoon zagen, zeiden ze onder elkaar: “Dat is de erfgenaam! Kom op, laten we hem doden en zo zijn erfenis opstrijken,” 39 en ze grepen hem vast, gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem. 40 Wanneer nu de eigenaar van de wijngaard komt, wat moet hij dan met die wijnbouwers doen?’ 41 Ze antwoordden: ‘De onmensen! Laat hij ze op een mensonwaardige manier ombrengen en de wijngaard verpachten aan andere wijnbouwers, die de vruchten wel aan hem afdragen wanneer het daar de tijd voor is.’ 42 Daarop zei Jezus tegen hen: ‘Hebt u dit nooit in de Schriften gelezen:
“De steen die de bouwers afkeurden
is de hoeksteen geworden.
Dankzij de Heer is dit gebeurd,
wonderbaarlijk is het om te zien.” (Matteüs 21:27-42)

PAULUS: 19 Zo bent u dus geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers, net als de heiligen, en huisgenoten van God, 20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, met Christus Jezus zelf als de hoeksteen. (Efeziërs 2:19-20)

52. Gelovigen moeten het kruis opnemen met Jezus

JEZUS: Toen zei Jezus tegen zijn leerlingen: ‘Wie achter mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en mij volgen. (Matteüs 16:24)

PAULUS: Maar ik – ik wil me op niets anders laten voorstaan dan het kruis van Jezus Christus, onze Heer, waardoor de wereld voor mij is gekruisigd en ik voor de wereld. (Galaten 6:14)

53. Geef het leven op voor Jezus en we zullen nieuw leven krijgen

JEZUS: wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden. (Matteüs 16:25)

PAULUS: Als wij met hem gestorven zijn, zullen we ook met hem leven (2 Timoteüs 2:11)

54. Er is maar één God

JEZUS: Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer (Marcus 12:29)

PAULUS: want er is maar één God (Romeinen 3:30)

55. God is almachtig

JEZUS: ‘Bij mensen is dat onmogelijk, maar niet bij God, want bij God is alles mogelijk.’ (Marcus 10:27)

PAULUS: 18 Moge uw hart verlicht worden, zodat u zult zien ... hoe overweldigend groot de krachtige werking van Gods macht is (Efeziërs 1:18,19)

56. God is Vader

JEZUS: ‘Wanneer ik mezelf zou eren, zou mijn eer niets betekenen, maar het is de Vader die mij eert, de Vader van wie u zegt dat hij onze God is (Johannes 8:54)

PAULUS: Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus (Efeziërs 1:3)

57. De heilige Geest

JEZUS: Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest. (Johannes 20:22)

PAULUS: Moge God, die ons hoop geeft, u in het geloof geheel en al vervullen met vreugde en vrede, zodat uw hoop overvloedig zal zijn door de kracht van de heilige Geest. (Romeinen 15:13)

58. De heilige Geest werd beloofd

JEZUS: 4 Toen hij eens bij hen was, droeg hij hun op: ‘Ga niet weg uit Jeruzalem, maar blijf daar wachten tot de belofte van de Vader, waarover jullie van mij hebben gehoord, in vervulling zal gaan. 5 Johannes doopte met water, maar binnenkort worden jullie gedoopt met de heilige Geest.’ (Handelingen 1:4-5)

PAULUS: In hem hebt ook u de boodschap van de waarheid gehoord, het evangelie van uw redding, in hem bent u, door uw geloof, gemerkt met het stempel van de heilige Geest die ons beloofd is (Efeziërs 1:13)

59. De Vader zendt de heilige Geest

JEZUS: Later zal de pleitbezorger, de heilige Geest die de Vader jullie namens mij zal zenden, jullie alles duidelijk maken en alles in herinnering brengen wat ik tegen jullie gezegd heb. (Johannes 14:26)

PAULUS: heeft God ons de Geest van zijn Zoon gegeven, die ‘Abba, Vader’ roept. (Galaten 4:6)

60. De heilige Geest leeft in de gelovigen

JEZUS: de Geest van de waarheid. De wereld kan hem niet ontvangen, want ze ziet hem niet en kent hem niet. Jullie kennen hem wel, want hij woont in jullie en zal in jullie blijven. (Johannes 14:17)

PAULUS: Of weet u niet dat uw lichaam een tempel is van de heilige Geest, die in u woont en die u ontvangen hebt van God, en weet u niet dat u niet van uzelf bent? (1 Korintiërs 6:19)

61. De heilige Geest helpt ons de boodschap van God begrijpen

JEZUS: 12 Ik heb jullie nog veel meer te zeggen, maar jullie kunnen het nog niet verdragen. 13 De Geest van de waarheid zal jullie, wanneer hij komt, de weg wijzen naar de volle waarheid. Hij zal niet namens zichzelf spreken, maar hij zal zeggen wat hij hoort en jullie bekendmaken wat komen gaat. (Johannes 16:12-13)

PAULUS: 10 God heeft ons dit geopenbaard door de Geest ... 11 Wie is in staat de mens te kennen, behalve de geest van de mens? Zo is alleen de Geest van God in staat om God te kennen. (1 Korintiërs 2:10, 12)

62. De heilige Geest getuigt van Jezus

JEZUS: 26 Wanneer de pleitbezorger komt die ik van de Vader naar jullie zal zenden, de Geest van de waarheid die van de Vader komt, zal die over mij getuigen. …14 Door jullie bekend te maken wat hij van mij heeft, zal hij mij eren. (Johannes 15:26, 16:14)

PAULUS: Daarom zeg ik u nadrukkelijk: niemand kan ooit door toedoen van de Geest van God zeggen: ‘Vervloekt is Jezus,’ en niemand kan ooit zeggen: ‘Jezus is de Heer,’ behalve door toedoen van de heilige Geest. (1 Korintiërs 12:3)

63. De heilige Geest zal het opnemen voor ons

JEZUS: 16 Dan zal ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn: 17 de Geest van de waarheid. (Johannes 14:16-17)

PAULUS: 26 De Geest helpt ons in onze zwakheid; wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten. 27 God, die ons doorgrondt, weet wat de Geest wil zeggen. Hij weet dat de Geest volgens zijn wil pleit voor allen die hem toebehoren. (Romeinen 8:26-27)

64. De heilige Geest sprak door de profeten

JEZUS: Zelf heeft David, geïnspireerd door de heilige Geest, gezegd (Marcus 12:36)

PAULUS: ‘Volkomen terecht heeft de heilige Geest bij monde van de profeet Jesaja tegen uw voorouders gezegd (Handelingen 28:25)

65. Vergeef anderen zoals God ons vergeven heeft

JEZUS: 32 Daarop liet zijn heer hem bij zich roepen en hij zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar. Heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je me erom smeekte. 33 Dan had jij toch zeker ook medelijden moeten hebben met die andere dienaar, zoals ik medelijden heb gehad met jou?” 34 En zijn heer was zo kwaad dat hij hem in handen van de gerechtsbeulen gaf tot hij de hele schuld zou hebben terugbetaald. 35 Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft.’ (Matteüs18:32-35)

PAULUS: Verdraag elkaar en vergeef elkaar als iemand een ander iets te verwijten heeft; zoals de Heer u vergeven heeft, moet u elkaar vergeven. (Kolossenzen 3:13)

66. Hoe belangrijk het is God lief te hebben

JEZUS: 37 Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. 38 Dat is het grootste en eerste gebod. 39 Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. (Matteüs 22:37-38)

PAULUS: En wij weten dat voor wie God liefhebben, ... alles bijdraagt aan het goede. (Romeinen 8:28)

67. God kiest voor mensen die naar menselijke standaard onbelangrijk zijn

JEZUS: In die tijd zei Jezus ook: ‘Ik loof u, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat u deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt gehouden, maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld. (Matteüs 11:25)

PAULUS: 27 Maar wat in de ogen van de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat in de ogen van de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om de sterken te beschamen; 28 wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en wordt veracht, wat niets is, heeft God uitgekozen om wat wél iets is teniet te doen. 29 Zo kan geen mens zich tegenover God op iets beroemen. (1 Korintiërs 1:27-29)

68. “Heb uw naaste lief als uzelf” vat de gehele wet samen

JEZUS: 39 Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. 40 Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’ (Matteüs 22:39-40)

PAULUS: Want: ‘Pleeg geen overspel, pleeg geen moord, steel niet, zet uw zinnen niet op wat van een ander is’ – deze en alle andere geboden worden samengevat in deze ene uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’ (Romeinen 13:9)

69. Stof van voeten vegen bij het verlaten van mensen die de boodschap weigeren

JEZUS: 10 Maar als jullie een stad binnengaan waar je niet welkom bent, trek dan door de straten en zeg: 11 “Zelfs het stof van uw stad dat aan onze voeten kleeft, vegen we van ons af als aanklacht tegen u; (Lucas 10:10-11)

PAULUS: 50 De Joden hitsten echter de vrome vrouwen uit de hogere kringen op, evenals de vooraanstaande burgers van de stad, en wisten hen zover te krijgen dat ze zich tegen Paulus en Barnabas keerden, zodat die uit het gebied werden verdreven. 51 Maar zij schudden het stof van hun voeten omdat ze niets meer met hen te maken wilden hebben en vertrokken naar Ikonium. (Handelingen 13:50-51)

70. De arbeider is zijn loon waard

JEZUS: want de arbeider is zijn loon waard (Lucas 10:7)

PAULUS: ‘De arbeider is zijn loon waard’. (1 Timoteüs 5:18)

71. Eet wat u voorgezet wordt

JEZUS: En als jullie een stad binnengaan en daar welkom zijn, eet dan wat je wordt voorgezet (Lucas 10:8)

PAULUS: Wanneer een ongelovige u uitnodigt om bij hem te komen eten en u neemt zijn uitnodiging aan, kunt u rustig alles eten wat u aangeboden wordt. Het is niet nodig dat u omwille van uw geweten vraagt waar het vandaan komt. (1 Korintiërs 10:27)

72. Leiders zijn de herders en de gelovigen zijn de kudde

JEZUS: 15 Toen ze gegeten hadden, sprak Jezus Simon Petrus aan: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je mij lief, meer dan de anderen hier?’ Petrus antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Hij zei: ‘Weid mijn lammeren.’ ... ‘Hoed mijn schapen,’ ... ‘Weid mijn schapen. (Johannes 21:15-17)

PAULUS: Zorg voor uzelf en voor de hele kudde waarover de heilige Geest u als herder heeft aangesteld; u bent de opzieners van Gods gemeente, die hij verworven heeft door het bloed van zijn eigen Zoon. (Handelingen 20:28)

73. De gelovigen zullen met slangen omgaan zonder schade hiervan te ondervinden

JEZUS: met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif drinken zal dat hun niet deren (Marcus 16:18)

PAULUS: 3 Paulus sprokkelde een grote bos dor hout en legde die op het vuur, maar door de hitte kwam er een gifslang uit kruipen die zich in zijn hand vastbeet. 4 Toen de Maltezers het beest aan zijn hand zagen hangen, zeiden ze tegen elkaar: ‘Die man is vast een moordenaar. Hij is aan de zee ontsnapt, maar Dikè wil niet dat hij blijft leven.’ 5 Paulus schudde de slang echter van zich af in het vuur en bleef volstrekt ongedeerd. (Handelingen 28:3-5)

74. Leg de handen op de zieken en zij zullen genezen

JEZUS: ze zullen zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen. (Marcus 16:18)

PAULUS: 8 Het geval wilde dat de vader van Publius ernstig ziek op bed lag, gekweld door koorts en buikloop. Paulus ging naar hem toe, legde hem onder gebed de handen op en genas hem. (Handelingen 28:8)

75. Demonen uitdrijven

JEZUS: Degenen die tot geloof zijn gekomen, zullen herkenbaar zijn aan de volgende tekenen: in mijn naam zullen ze demonen uitdrijve (Marcus 16:17)

PAULUS: 11 Door Gods toedoen verrichtte Paulus buitengewoon grote wonderen: 12 zelfs de doeken en de werkkleren die hij gedragen had werden naar de zieken gebracht, zodat ze genazen en de boze geesten hen verlieten.
13 Ook enkele rondtrekkende Joodse geestenbezweerders probeerden boze geesten uit te drijven door het uitspreken van de naam van de Heer Jezus. Ze zeiden: ‘Ik bezweer jullie bij Jezus, die door Paulus wordt verkondigd!’ 14 Het waren de zeven zonen van Skevas, een Joodse hogepriester, die dit deden. 15 Maar de boze geest gaf hun ten antwoord: ‘Jezus ken ik, en Paulus ook, maar wie zijn jullie?’ (Handelingen 19:11-15)

76. Niet ja en nee, maar ja of nee

JEZUS: Laat jullie ja ja zijn, en jullie nee nee (Matteüs 5:37)

PAULUS: Komen al mijn plannen werkelijk voort uit wispelturigheid, zodat ik het ene moment ja zeg en het andere moment nee? 18 Zo waar God trouw is, wanneer ik ja tegen u zeg bedoel ik ook ja, niet nee. 19 De Zoon van God, Jezus Christus, die wij, Silvanus, Timoteüs en ik, aan u verkondigd hebben, was immers ook niet iemand die ja zei en nee bedoelde. Hij belichaamt het ja. (2 Korintiërs 1:17-20)

77. Echtscheiding en hertrouwen is overspel

JEZUS: Hij zei tegen hen: ‘Wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt overspel; 12 en als zij haar man verstoot en met een ander trouwt, pleegt zij overspel.’ (Marcus 10:11-12)

PAULUS: 2 Een getrouwde vrouw is door de wet gebonden aan haar man zolang hij leeft, maar wanneer hij sterft is zij van deze verplichting ontslagen. 3 Als ze zich zolang haar man in leven is met iemand anders inlaat, noemt men haar overspelig. Maar sterft haar man, dan is ze niet langer aan de wet gebonden, dan pleegt ze geen overspel wanneer ze de vrouw van een andere man wordt. (Romeinen 7:2-3)

78. Ongehuwd/ maagdelijk voor de Heer

JEZUS: 10 Hierop zeiden zijn leerlingen: ‘Als het met de verhouding tussen man en vrouw zo gesteld is, kun je maar beter niet trouwen.’ 11 Hij zei tegen hen: ‘Niet iedereen kan deze kwestie begrijpen, alleen degenen aan wie het gegeven is: 12 er zijn mannen die niet trouwen omdat ze onvruchtbaar geboren werden, andere omdat ze door mensen onvruchtbaar gemaakt zijn, en er zijn mannen die niet trouwen omdat ze zichzelf onvruchtbaar gemaakt hebben met het oog op het koninkrijk van de hemel. Laat wie bij machte is dit te begrijpen het begrijpen!’ (Matteüs 19:10-12)

PAULUS: Een ongetrouwde man draagt zorg voor de zaak van de Heer en wil de Heer behagen. 33 Een getrouwde man draagt zorg voor aardse zaken en wil zijn vrouw behagen, 34 dus zijn aandacht is verdeeld. Een ongetrouwde vrouw en een meisje dat nog niet getrouwd is, dragen zorg voor de zaak van de Heer, en wel zo dat ze God met heel hun lichaam en geest zijn toegewijd. Maar een getrouwde vrouw draagt zorg voor aardse zaken en wil haar man behagen. 35 Ik zeg dit in uw eigen belang, niet om u aan banden te leggen, maar om u tot onberispelijk gedrag en onverminderde toewijding aan de Heer te brengen. (1 Korintiërs 7:32-35)

79. Dood en opstanding voor hetgeen wat is gezaaid

JEZUS: Waarachtig, ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht. (Johannes 12:24)

PAULUS: Als u iets zaait, moet dat eerst sterven voordat het tot leven kan komen. (1 Korintiërs 15:36)

80. Grote problemen hebben te maken met rijkdom

JEZUS: 21 Jezus antwoordde hem: ‘Als je volmaakt wilt zijn, ga dan naar huis, verkoop alles wat je bezit en geef de opbrengst aan de armen; dan zul je een schat in de hemel bezitten. Kom daarna terug en volg mij.’ 22 Na dit antwoord ging de jongeman terneergeslagen weg; hij had namelijk veel bezittingen.
23 Jezus wendde zich tot zijn leerlingen: ‘Ik verzeker jullie: slechts met grote moeite zal een rijke het koninkrijk van de hemel binnengaan. 24 Ik zeg het jullie nog eens: het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ (Matteüs 19:21-24)

PAULUS: 9 Wie rijk wil worden, staat bloot aan verleiding, raakt in een valstrik en valt ten prooi aan dwaze en schadelijke begeerten die een mens in het verderf storten en ten onder doen gaan. 10 Want de wortel van alle kwaad is geldzucht. Door zich daaraan over te geven, zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben ze zichzelf veel leed berokkend. (1 Timoteüs 6:9-10)

81. Doop

JEZUS: Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest (Matteüs 28:19)

PAULUS: 29 De bewaarder vroeg om een fakkel, rende naar binnen en viel bevend voor Paulus en Silas op de grond. 30 Hij bracht hen naar buiten en vroeg: ‘Zegt u mij, heren, wat moet ik doen om gered te worden?’ 31 Ze antwoordden: ‘Geloof in de Heer Jezus en u zult gered worden, u en uw huisgenoten.’ 32 En ze verkondigden het woord van de Heer aan hem en aan iedereen die bij hem woonde. 33 Hoewel het midden in de nacht was, nam hij hen mee en maakte hun wonden schoon. Meteen daarna werden hij en zijn huisgenoten gedoopt. (Handelingen 16:29-33)

82. De duivel

JEZUS: Uw vader is de duivel, en u doet maar al te graag wat uw vader wil. Hij is vanaf het begin een moordenaar geweest. Hij hoort niet bij de waarheid, omdat er geen waarheid in hem is. (Johannes 8:44)

PAULUS: Trek de wapenrusting van God aan om stand te kunnen houden tegen de listen van de duivel. (Efeziërs 6:11)

83. Verheerlijking der gelovigen

JEZUS: Ik heb hen laten delen in de grootheid die u mij gegeven hebt (Johannes 17:22)

PAULUS: En nu we zijn kinderen zijn, zijn we ook zijn erfgenamen, erfgenamen van God. Samen met Christus zijn wij erfgenamen: wij moeten delen in zijn lijden om met hem te kunnen delen in Gods luister. (Romeinen 8:17)

84. Het belang van het verspreiden van het goede nieuws

JEZUS: En hij zei tegen hen: ‘Trek heel de wereld rond en maak aan ieder schepsel het goede nieuws bekend. (Marcus 16:15)

PAULUS: 13 want er staat: ‘Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.’
14 Maar hoe kunnen ze hem aanroepen als ze niet in hem geloven? En hoe kunnen ze in hem geloven als ze niet over hem hebben gehoord? En hoe kunnen ze over hem horen als hij niet verkondigd wordt? 15 En hoe kan iemand verkondigen als hij niet is uitgezonden? Het is zoals geschreven staat: ‘Welkom zijn zij die goed nieuws verkondigen.’ (Romeinen 10:13-15)

85. In tongen spreken

JEZUS: Degenen die tot geloof zijn gekomen, zullen herkenbaar zijn aan de volgende tekenen: in mijn naam zullen ze demonen uitdrijven, ze zullen spreken in onbekende talen (Marcus 16:17)

PAULUS: 7 In iedereen is de Geest zichtbaar aan het werk, ten bate van de gemeente. 8 Aan de een wordt door de Geest het verkondigen van wijsheid geschonken, aan de ander door diezelfde Geest het overdragen van kennis; ...10 En weer anderen de kracht om wonderen te verrichten, om te profeteren, om te onderscheiden wat wel en wat niet van de Geest afkomstig is, om in klanktaal te spreken of om uit te leggen wat daar de betekenis van is. (1 Korintiërs 12:7-8,10)

86. Verkondigt eerst aan de Joden

JEZUS: en dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem. (Lucas 24:47)

PAULUS: 45 Bij het zien van de mensenmenigte werden de Joodse leiders jaloers en begonnen ze de woorden van Paulus op godslasterlijke wijze verdacht te maken. 46 Maar Paulus en Barnabas zeiden onomwonden: ‘De boodschap van God moest het eerst onder u worden bekendgemaakt, maar aangezien u die afwijst en uzelf het eeuwige leven niet waardig acht, zullen we ons tot de heidenen wenden. (Handelingen 13:45-46)

87. De doden opwekken

JEZUS: 18 Hij was nog niet uitgesproken of er kwam een leider van de synagoge naar hen toe die voor Jezus neerviel en zei: ‘Mijn dochter is zojuist gestorven. Kom alstublieft en leg haar de hand op, dan zal ze weer leven.’ 19 Jezus stond op en volgde hem met zijn leerlingen. ... 23 Toen Jezus bij het huis van de leider van de synagoge aankwam en er de fluitspelers en de luid weeklagende menigte zag, 24 zei hij: ‘Ga naar huis, het meisje is immers niet gestorven, ze slaapt.’ Men lachte smalend. 25 Nadat iedereen was weggestuurd, ging hij naar binnen. Hij pakte het meisje bij de hand, en ze stond op. 26 Het verhaal hierover verspreidde zich in de hele omgeving. (Matteüs 9:18-19, 23-26)

PAULUS: 7 Op de eerste dag van de week kwamen we bijeen voor het breken van het brood. Paulus, die van plan was om de volgende dag verder te reizen, hield een toespraak voor de leerlingen die tot midden in de nacht duurde. 8 We waren bijeengekomen in een bovenvertrek, waar veel olielampen brandden. 9 Een jongeman die Eutychus heette, zat in het venster en werd door slaap overmand toen Paulus maar doorging met zijn toespraak. Diep in slaap verzonken viel hij van de derde verdieping naar beneden; toen men hem optilde bleek hij dood te zijn. 10 Paulus ging naar beneden, ging op hem liggen, sloeg zijn armen om hem heen en zei: ‘Houd op met dat misbaar, want hij leeft!’ 11 Hij ging weer naar boven, brak het brood en at. Daarna onderhield hij zich nog lange tijd met de leerlingen, tot het aanbreken van de ochtend. Toen vertrok hij. 12 De leerlingen namen de jongeman, die weer tot leven was gekomen, met zich mee en voelden zich gesterkt door wat er was gebeurd. (Handelingen 20:7-12)

88. De resultaten van goed en slecht leven

JEZUS:  er komt een moment waarop alle doden zijn stem zullen horen 29 en uit hun graf zullen komen: wie het goede gedaan heeft staat op om te leven, wie het slechte gedaan heeft staat op om veroordeeld te worden. (Johannes 5:28-29)

PAULUS: 6 God beloont ieder mens naar zijn daden. 7 Aan wie het goede doet en daarin volhardt, aan wie glorie, eer en onsterfelijkheid zoekt, schenkt hij het eeuwige leven. 8 Maar wie handelt uit geldingsdrang, de waarheid niet eerbiedigt en zich laat leiden door onrecht, straft hij met zijn toorn en woede. (Romeinen 2:6-8)

89. Doe goed aan hen die u vervolgen

JEZUS: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen, 45 alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel. (Matteüs 5:44-45)

PAULUS: Zegen uw vervolgers; zegen hen, vervloek hen niet. (Romeinen 12:14)

90. Jezus en Paulus waren beiden Joden

JEZUS: 7 Toen kwam er een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus zei tegen haar: ‘Geef mij wat te drinken.’ 8 Zijn leerlingen waren namelijk naar de stad gegaan om eten te kopen. 9 De vrouw antwoordde: ‘Hoe kunt u, als Jood, mij om drinken vragen? Ik ben immers een Samaritaanse!’ Joden gaan namelijk niet met Samaritanen om. (Johannes 4:7-9)

PAULUS: Ik werd besneden toen ik acht dagen oud was en behoor tot het volk van Israël, tot de stam Benjamin, ik ben een geboren Hebreeër... (Filippenzen 3:4-5)

91. Jezus en Paulus zijn beiden besneden op de 8e dag

JEZUS: Toen er acht dagen verstreken waren en hij besneden zou worden, kreeg hij de naam Jezus (Lucas 2:21)

PAULUS: hoewel ik redenen genoeg zou hebben om op mezelf te vertrouwen. Als anderen menen dat te kunnen doen, dan kan ik dat zeker. 5 Ik werd besneden toen ik acht dagen oud was (Filippenzen 3:4-5)

92. Jezus en Paulus hebben beide drie maal over lijden gebeden

JEZUS: 39 Hij liep nog een stukje verder, knielde toen en bad diep voorovergebogen: ‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan! Maar laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt.’ …42 Voor de tweede maal liep hij van hen weg en bad: ‘Vader, als het niet mogelijk is dat deze beker aan mij voorbijgaat zonder dat ik eruit drink, laat het dan gebeuren zoals u het wilt.’... 44 Hij liet hen achter, liep opnieuw wat verder en bad voor de derde maal, met dezelfde woorden als daarvoor. (Matteüs 26:39, 42, 44)

PAULUS: Om te verhinderen dat ik mezelf zou verheffen, werd mij een doorn in het vlees gestoken: ik word gekweld door een engel van Satan. 8 Ik heb de Heer driemaal gesmeekt mij van hem te bevrijden, 9 maar hij zei: ‘Je hebt niet meer dan mijn genade nodig, want kracht wordt zichtbaar in zwakheid.’ (2 Korintiërs 12:7-9)

93. Jezus en Paulus waren allebei vastbesloten naar Jeruzalem te gaan (als een deel van hun missie)

JEZUS: 51 Toen de tijd naderde dat Jezus van de aarde zou worden weggenomen, ging hij vastberaden op weg naar Jeruzalem. 52 Hij stuurde boden voor zich uit. In een Samaritaans dorp, waar ze kwamen om zijn komst voor te bereiden, 53 wilden de dorpelingen hem niet ontvangen, omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was. (Lucas 9:51-53)

PAULUS: 22 Nu ben ik op weg naar Jeruzalem, gedreven door de Geest, zonder te weten wat me daar te wachten staat, 23 behalve dan dat de heilige Geest me in iedere stad verzekert dat gevangenschap en vervolging mijn deel zullen zijn. 24 Ik hecht echter niet de minste waarde aan het behoud van mijn leven, als ik mijn levenstaak maar kan voltooien en de opdracht uitvoeren die ik van de Heer Jezus ontvangen heb: getuigen van het evangelie van Gods genade. (Handelingen 20:22-24)

94. Jezus en Paulus wisten beiden dat het reizen naar Jeruzalem tot lijden en dood zou leiden.

JEZUS: 32 Ze waren onderweg naar Jeruzalem en Jezus liep voor hen uit; de leerlingen waren ongerust en ook de mensen die hen volgden waren bang. Hij nam de twaalf weer apart en vertelde hun wat hem zou overkomen: 33 ‘We zijn nu op weg naar Jeruzalem, waar de Mensenzoon zal worden uitgeleverd aan de hogepriesters en de schriftgeleerden, die hem ter dood zullen veroordelen en hem zullen uitleveren aan de heidenen. 34 Ze zullen de spot met hem drijven en hem bespuwen en hem geselen en doden, maar na drie dagen zal hij opstaan.’ (Marcus 10:32-34)

PAULUS: 22 Nu ben ik op weg naar Jeruzalem, gedreven door de Geest, zonder te weten wat me daar te wachten staat, 23 behalve dan dat de heilige Geest me in iedere stad verzekert dat gevangenschap en vervolging mijn deel zullen zijn. 24 Ik hecht echter niet de minste waarde aan het behoud van mijn leven, als ik mijn levenstaak maar kan voltooien en de opdracht uitvoeren die ik van de Heer Jezus ontvangen heb: getuigen van het evangelie van Gods genade. (Handelingen 20:22-24)

95. Jezus en Paulus werden allebei voor de joodse raad gebracht

JEZUS: Toen het dag werd, kwam de raad van oudsten van het volk bijeen, hogepriesters zowel als schriftgeleerden, en ze leidden hem voor in hun raadszitting. (Lucas 22:66)

PAULUS: Omdat de tribuun nauwkeurig wilde vaststellen welke beschuldiging door de Joden tegen Paulus werd ingebracht, liet hij hem de volgende dag uit de gevangenis halen en verordonneerde hij dat de hogepriesters en het hele Sanhedrin bijeen moesten komen. Hij liet Paulus naar het tempelgebouw brengen om voor hen te verschijnen. (Handelingen 22:30)

96. Jezus en Paulus werden beiden (erg) geslagen om hun woorden voor de Joodse autoriteit

JEZUS: 19 De hogepriester ondervroeg Jezus over zijn leerlingen en over zijn leer. 20 Jezus zei: ‘Ik heb in het openbaar tot de wereld gesproken. Ik heb steeds onderricht gegeven op plaatsen waar de Joden bij elkaar komen, in synagogen en in de tempel, en nooit heb ik iets in het geheim gezegd. 21 Waarom ondervraagt u mij? Vraag het toch aan de mensen die mij gehoord hebben, zij weten wat ik gezegd heb.’ 22 Toen Jezus dat zei gaf een van de dienaren die erbij stonden, hem een klap in het gezicht: ‘Is dat een manier om de hogepriester te antwoorden?’ 23 Jezus zei: ‘Als ik iets verkeerds gezegd heb, zeg dan wat er verkeerd was, maar als het juist is wat ik heb gezegd, waarom slaat u me dan?’(Johannes 18:19-23)

PAULUS: 1 Paulus vestigde zijn blik op de leden van het Sanhedrin en zei: ‘Broeders, ik heb een volstrekt zuiver geweten, want tot op de dag van vandaag heb ik mijn leven altijd in dienst gesteld van God.’ 2 Ananias, de hogepriester, gaf degenen die naast hem stonden opdracht hem op zijn mond te slaan. 3 Daarop zei Paulus tegen hem: ‘God zal ú slaan, huichelaar! U zit daar om volgens de wet recht over mij te spreken, en toch overtreedt u zelf de wet door bevel te geven mij te slaan?’ (Handelingen 23:1-3)

97. Jezus en Paulus werden allebei voor Romeinse stadhouders gebracht

JEZUS: 1 De volgende ochtend vroeg namen alle hogepriesters met de oudsten van het volk het besluit Jezus ter dood te brengen. 2 Nadat ze hem geboeid hadden, leidden ze hem weg en leverden hem over aan Pilatus, de prefect. (Matteüs 27:1-2)

PAULUS: 33 Na aankomst in Caesarea overhandigden Paulus’ begeleiders de brief aan de procurator en droegen Paulus over aan zijn gezag. 34 Nadat Felix de brief had gelezen vroeg hij uit welke provincie Paulus afkomstig was, en toen hij had gehoord dat Paulus uit Cilicië kwam, 35 zei hij: ‘Ik zal u verhoren zodra ook uw aanklagers aangekomen zijn.’ Hij gaf bevel hem gevangen te houden in het pretorium van Herodes. 1 Vijf dagen later arriveerde Ananias, de hogepriester, samen met enkele oudsten en met Tertullus, een advocaat. Ze dienden hun klacht tegen Paulus in bij de procurator. 2 Toen deze voor het gerecht geroepen was, begon Tertullus zijn requisitoir (Handelingen 23:33-24:2)

98. Jezus en Paulus citeerden dezelfde profetie van Jesaja over de ongelovige joden

JEZUS: 14 In hen komt deze profetie van Jesaja tot vervulling:
“Jullie zullen goed luisteren maar niets begrijpen,
en jullie zullen goed kijken maar geen inzicht hebben.
15 Want het hart van dit volk is afgestompt,
hun oren zijn doof
en hun ogen houden zij gesloten.
Met hun ogen willen ze niets zien,
met hun oren niets horen,
met hun hart niets begrijpen.
Want anders zouden ze tot inkeer komen
en zou ik hen genezen.” (Matteüs 13:14-15)

PAULUS: 24 Sommigen lieten zich overtuigen door zijn woorden, maar anderen bleven ongelovig. 25 Ze werden het niet met elkaar eens en gingen uiteen, maar niet voordat Paulus nog een laatste woord had gesproken: ‘Volkomen terecht heeft de heilige Geest bij monde van de profeet Jesaja tegen uw voorouders gezegd: 26 “Ga naar dat volk en zeg: ‘Jullie zullen goed luisteren maar niets begrijpen, en jullie zullen goed kijken maar geen inzicht hebben. 27 Want het hart van dit volk is afgestompt, hun oren zijn doof en hun ogen houden zij gesloten. Met hun ogen willen ze niets zien, met hun oren niets horen, met hun hart niets begrijpen. Want anders zouden ze tot inkeer komen en zou ik hen genezen.’” (Handelingen 28:24-27)

99. Paulus leed voor Jezus

JEZUS: Ik zal hem tonen hoezeer hij moet lijden omwille van mijn naam.’ (Handelingen 9:16)

PAULUS: 23 Zijn zij dienaren van Christus? Ik ben zo gek dat ik durf te zeggen: ik nog meer. Ik heb harder gezwoegd, heb vaker gevangen gezeten, heb veel meer lijfstraffen ondergaan, ben vaker in doodsgevaar geweest. 24 Door de Joden ben ik vijfmaal met veertig min één zweepslagen gestraft, 25 ik ben driemaal met stokslagen gestraft, ik ben eenmaal met stenen bekogeld en heb driemaal schipbreuk geleden. Eén keer heb ik een heel etmaal op zee rondgedreven. 26 Voortdurend was ik onderweg, bedreigd door rivieren, rovers, volksgenoten en vreemdelingen, in gevaar in de stad, in de woestijn, op zee en te midden van schijngelovigen. 27 Ik heb gezwoegd en geploeterd, vaak zonder te slapen, hongerig en dorstig, vaak zonder te eten, verkleumd en zonder kleren. 28 En dan laat ik al het andere nog buiten beschouwing: de druk waaronder ik dagelijks sta vanwege mijn zorg voor de gemeenten. (2 Korintiërs 11:23-28)

100. Paulus proclameerde Jezus voor de Joden, niet-joden en koningen

JEZUS: Maar de Heer zei: ‘Ga, want hij is het instrument dat ik gekozen heb om mijn naam uit te dragen onder alle volken en heersers en onder al de Israëlieten. (Handelingen 9:15)

PAULUS: 12 Daarop zwegen alle aanwezigen, en men luisterde naar Barnabas en Paulus, die vertelden welke grote tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen had verricht. ... 40 Zodra de tribuun dit had toegestaan, maande Paulus, die boven aan de trappen stond, de mensen met een handgebaar tot stilte. Daarna sprak hij hen in het Hebreeuws als volgt toe: 1 ‘Broeders, zusters, en u, leden van het Sanhedrin, luister naar wat ik tot mijn verdediging heb aan te voeren.’ ... 6 Maar onderweg, niet ver van Damascus, gebeurde er tegen het middaguur iets onverwachts: opeens werd ik omstraald door een fel licht uit de hemel. 7 Ik viel op de grond en hoorde een stem tegen me zeggen: “Saul, Saul, waarom vervolg je mij?” 8 Ik vroeg: “Wie bent u, Heer?” En de Heer antwoordde: “Ik ben Jezus van Nazaret, die jij vervolgt.” ... 12 Zo was ik eens, met een volmacht van de hogepriesters en in hun opdracht, op weg naar Damascus, ... 22 Omdat God mij echter tot op de dag van vandaag bijstaat, blijf ik mijn getuigenis zonder onderscheid aan iedereen bekendmaken, en daarbij zeg ik niets anders dan wat volgens de profeten en Mozes moest gebeuren, 23 namelijk dat de messias zou lijden en sterven en dat hij als eerste van de doden zou opstaan om aan zijn eigen volk en aan de heidenen het licht te verkondigen.’ (Handelingen 15:12, 21:40-22:1, 6-8, 26:12, 22-23)

101. Jezus hield zich aan de joodse wet

JEZUS: Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen. (Matteüs 5:17)

PAULUS: zond God zijn Zoon, geboren uit een vrouw en onderworpen aan de wet (Galaten 4:4)

102. Genesis 2:24 geciteerd toen gesproken werd over het huwelijk

JEZUS: 3 Toen kwamen er Farizeeën op hem af om hem op de proef te stellen. Ze vroegen: ‘Mag een man zijn vrouw om willekeurig welke reden verstoten?’ 4 Hij zei: ‘Hebt u niet gelezen dat de schepper de mens bij het begin mannelijk en vrouwelijk heeft gemaakt?’ 5 En hij vervolgde: ‘Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één worden (Matteüs 19:3-5)

PAULUS: 28 Zo moeten mannen hun vrouw liefhebben, als hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. 29 Niemand haat ooit zijn eigen lichaam, integendeel: men voedt en verzorgt het, zoals Christus de kerk, 30 want dat is zijn lichaam en wij zijn de ledematen. 31 ‘Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één lichaam zijn.’ 32 Dit mysterie is groot – en ik betrek het op Christus en de kerk. 33 Maar ook voor elk van u geldt dat ieder zijn vrouw moet liefhebben als zichzelf, en dat een vrouw ontzag moet hebben voor haar man. (Efeziërs 5:28-33)

103. Focus op de hemel, niet op aardse dingen

JEZUS: 19 Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. 20 Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen dieven in om ze te stelen. 21 Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn. (Matteüs 6:19-21)

PAULUS: 1 Als u nu met Christus uit de dood bent opgewekt, streef dan naar wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God. 2 Richt u op wat boven is, niet op wat op aarde is. (Kolossenzen 3:1-2)

104. Jezus’ bloed redt

JEZUS: dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden. (Matteüs 26:28)

PAULUS: en door hem en voor hem alles met zich willen verzoenen,
alles op aarde en alles in de hemel,
door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis. (Kolossenzen 1:20)

105. Nieuw verbond in Jezus

JEZUS: Deze beker, die voor jullie wordt uitgegoten, is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt. (Lucas 22:20)

PAULUS: Zo nam hij na de maaltijd ook de beker, en hij zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt. (1 Korintiërs 11:25)

106. Jezus was gehoorzaam aan de Vader

JEZUS: ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat ik wil, maar om te doen wat hij wil die mij gezonden heeft. (Johannes 6:38)

PAULUS: hij heeft zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood (Filippenzen 2:8)

107. Gelovigen zijn het licht

JEZUS: Jullie zijn het licht in de wereld. (Matteüs 5:14)

PAULUS: want eens was u duisternis maar nu bent u licht, door uw bestaan in de Heer. Ga de weg van de kinderen van het licht. (Efeziërs 5:8)

108. Getuigenis van twee of drie getuigen

JEZUS: Luisteren ze niet, neem dan een of twee anderen mee, zodat de zaak zijn beslag krijgt dankzij de verklaring van ten minste twee getuigen. (Matteüs 18:16)

PAULUS: Geef alleen gehoor aan een aanklacht tegen een oudste als die bevestigd wordt door ten minste twee getuigen. (1 Timoteüs 5:19)

109. Koninkrijk van God

JEZUS: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.’ (Marcus 1:15)

PAULUS: het koninkrijk van God bestaat niet uit woorden, maar uit kracht. (1 Korintiërs 4:20)

110. Dood wordt “slaap” genoemd

JEZUS: 11 Nadat hij dat gezegd had zei hij: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, ik ga hem wakker maken.’ 12 De leerlingen zeiden: ‘Als hij slaapt, zal hij wel beter worden, Heer.’ 13 Zij dachten dat hij het over slapen had, terwijl Jezus bedoelde dat hij gestorven was. 14 Toen zei hij hun ronduit: ‘Lazarus is gestorven (Johannes 11:11-14)

PAULUS: 6 Daarna is hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk, van wie er enkelen gestorven zijn, maar de meesten nu nog leven. (1 Korintiërs 15:6)

111. Werken worden “vruchten” genoemd

JEZUS: 15 Pas op voor valse profeten, die in schaapskleren op jullie afkomen maar eigenlijk roofzuchtige wolven zijn. 16 Aan hun vruchten zul je hen herkennen. Men plukt toch geen druiven van doornstruiken of vijgen van distels? 17 Zo draagt elke goede boom goede vruchten, maar een slechte boom draagt slechte vruchten. (Matteüs 7:15-17)

PAULUS: 4 Zo bent ook u, broeders en zusters, dood voor de wet dankzij de dood van Christus en behoort u nu een ander toe: hem die uit de dood is opgewekt. Ons leven moet vrucht dragen voor God. 5 Toen we ons nog lieten leiden door onze eigen wil, werd ons bestaan beheerst door zondige hartstochten die de wet in ons opriep en droeg het alleen vrucht voor de dood. (Romeinen 7:4-5)

112. God is schepper

JEZUS: Maar al bij het begin van de schepping heeft God de mens mannelijk en vrouwelijk gemaakt. (Marcus 10:6)

PAULUS: 19 Want wat een mens over God kan weten is hun bekend omdat God het aan hen kenbaar heeft gemaakt. 20 Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in zijn werken, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar. (Romeinen 1:19-20)

113. Slechtheid komt uit het hart

JEZUS: 18 Wat daarentegen de mond uitgaat komt uit het hart, en die dingen maken een mens onrein. 19 Want uit het hart komen boze gedachten, moord, overspel, ontucht, diefstal, valse getuigenissen en laster. (Matteüs 15:18-19)

PAULUS: Daarom heeft God hen in hun lage begeerten uitgeleverd aan zedeloosheid (Romeinen 1:24)

114. Degene die luistert naar de apostelen luistert naar Jezus en God (de Vader)

JEZUS: Wie naar jullie luistert, luistert naar mij, en wie jullie afwijst, wijst mij af. En wie mij afwijst, wijst hem af die mij gezonden heeft.’ (Lucas 10:16)

PAULUS: 1 Dus volg mij na, zoals ik Christus navolg.... 23 Want wat ik heb ontvangen en aan u heb doorgegeven…Wij danken God dan ook onophoudelijk dat u zijn woord, dat u van ons ontvangen hebt, niet hebt aangenomen als een boodschap van mensen, maar als wat het werkelijk is: als het woord van God dat ook werkzaam is in u, die gelooft. (1 Korintiërs 11:1, 23 en 1 Tessalonicenzen 2:13)

115. De wet is voltooid met de komst van het evangelie

JEZUS: De Wet en de Profeten gaan tot aan Johannes: sindsdien wordt het koninkrijk van God verkondigd, en iedereen wordt met klem genodigd binnen te komen. (Lucas 16:16)

PAULUS: 23 Voordat dit geloof kwam, werden we door de wet bewaakt; we leefden in gevangenschap tot het geloof geopenbaard zou worden. 24 Kortom, de wet hield toezicht op ons totdat Christus kwam, zodat we door ons vertrouwen op God als rechtvaardigen konden worden aangenomen. 25 Maar nu het geloof gekomen is, staan we niet langer onder toezicht, 26 want door het geloof en in Christus Jezus bent u allen kinderen van God. (Galaten 3:23-26)

116. De Geschriften wijzen naar Jezus

JEZUS: 39 U bestudeert de Schriften en u denkt daardoor eeuwig leven te hebben. Welnu, de Schriften getuigen over mij, 40 maar bij mij wilt u niet komen om leven te ontvangen46 Als u Mozes zou geloven, zou u ook mij geloven, hij heeft immers over mij geschreven. 47 Maar als u niet gelooft wat hij geschreven heeft, hoe zou u dan geloven wat ik zeg?’ (Johannes 5:39-40, 46-47)

PAULUS: Ze maakten een afspraak en kwamen op de vastgestelde dag in groten getale naar hem toe. Van de ochtend tot de avond legde Paulus getuigenis af en sprak hij uitvoerig met hen over het koninkrijk van God, terwijl hij hen op grond van de Wet van Mozes en de Profeten voor Jezus probeerde te winnen. (Handelingen 28:23)

117. De kerk

JEZUS: En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. (Matteüs 16:18)

PAULUS: voor het geval ik mocht worden opgehouden. Dan weet je hoe men zich moet gedragen in het huis van God, dat wil zeggen de kerk van de levende God, fundament en pijler van de waarheid. (1 Timoteüs 3:15)

118. De kerk is gebouwd op de apostelen

JEZUS: 18 En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. 19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’... 18 Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn.... 19 Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, 20 en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’ (Matteüs 16:18-19, 18:18, 28:19-20)

PAULUS: 19 Zo bent u dus geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers, net als de heiligen, en huisgenoten van God, 20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, met Christus Jezus zelf als de hoeksteen. (Efeziërs 2:19-20)

119. Christenen moeten één zijn

JEZUS: Heilige Vader, bewaar hen door uw naam, de naam die u ook aan mij gegeven hebt, zodat zij één zijn zoals wij één zijn.... 20 Ik bid niet alleen voor hen, maar voor allen die door hun verkondiging in mij geloven.... 22 Ik heb hen laten delen in de grootheid die u mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals wij: 23 ik in hen en u in mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat u mij hebt gezonden, en dat u hen liefhad zoals u mij liefhad. (Johannes 17:11, 20, 22-23)

PAULUS: in de naam van onze Heer Jezus Christus roep ik u op om allen eensgezind te zijn, om scheuringen te vermijden, om in uw denken en uw overtuiging volkomen één te zijn. (1 Korintiërs 1:10)

120. Het bestaan van engelen

JEZUS: ‘Waarachtig, ik verzeker jullie,’ voegde hij eraan toe, ‘jullie zullen de hemel geopend zien, en de engelen van God zien omhooggaan en neerdalen naar de Mensenzoon.’ (Johannes 1:51)

PAULUS: Ten overstaan van God, Christus Jezus en de uitverkoren engelen roep ik je dringend op dit alles onbevooroordeeld en zonder enige partijdigheid in acht te nemen. (1 Timoteüs 5:21)

121. Valse boodschappers beschreven als wolven

JEZUS: Pas op voor valse profeten, die in schaapskleren op jullie afkomen maar eigenlijk roofzuchtige wolven zijn. (Matteüs 7:15)

PAULUS: 29 Ik weet dat er na mijn vertrek woeste wolven bij u zullen binnendringen, die de kudde niet zullen ontzien. 30 Uit uw eigen kring zullen mensen voortkomen die de waarheid verdraaien om de leerlingen voor zich te winnen. (Handelingen 20:29-30)

122. Het bestaan van demonen

JEZUS: Maar als ik door de Geest van God demonen uitdrijf, dan is het koninkrijk van God bij jullie gekomen. (Matteüs 12:28)

PAULUS: Dat niet, maar wel dat heidenen aan demonen offeren en niet aan God, en ik wil niet dat u één wordt met demonen. (1 Korintiërs 10:20)

123. De vijand zal grote tekenen en wonderen verrichten om mensen te laten dwalen

JEZUS: Want er zullen valse messiassen en valse profeten komen, die indrukwekkende tekenen en wonderen zullen verrichten om ook Gods uitverkorenen zo mogelijk te misleiden. (Matteüs 24:24)

PAULUS: 9 De komst van de wetteloze mens is het werk van Satan en gaat gepaard met groot machtsvertoon en valse tekenen en wonderen, 10 en allen die verloren zullen gaan, zal hij met zijn kwaadaardigheid verleiden. Want ze hebben de liefde voor de waarheid, die hen had kunnen redden, niet aanvaard. (2 Tessalonicenzen 2:9-10)

124. Degene die standvastig zijn zullen gered worden

JEZUS: Red je leven door standvastigheid!. (Lucas 21:19)

PAULUS: als wij volharden,
zullen we ook met hem heersen (2 Timoteüs 2:12)

125. Alles achterlaten en Jezus volgen

JEZUS: Als je volmaakt wilt zijn, ga dan naar huis, verkoop alles wat je bezit en geef de opbrengst aan de armen; dan zul je een schat in de hemel bezitten. Kom daarna terug en volg mij.’ … 9 En ieder die broers of zusters, vader, moeder of kinderen, akkers of huizen heeft achtergelaten omwille van mijn naam, zal het honderdvoudige ontvangen en deel krijgen aan het eeuwige leven. (Matteüs 19:21, 29)

PAULUS: 7 Maar wat voor mij winst was, ben ik omwille van Christus als verlies gaan beschouwen. 8 Sterker nog, alles beschouw ik als verlies. Het kennen van Christus Jezus, mijn Heer, overtreft immers alles. Omwille van hem heb ik alles prijsgegeven; ik heb alles als afval weggegooid. Ik wilde Christus winnen 9 en één met hem zijn – niet door mijn eigen rechtvaardigheid omdat ik de wet naleef, maar door die van God, de rechtvaardigheid die er is door het geloof in Christus. 10 Ik wil Christus kennen en de kracht van zijn opstanding ervaren, ik wil delen in zijn lijden en aan hem gelijk worden in zijn dood, 11 in de hoop misschien ook zelf uit de dood op te staan. (Filippenzen 3:7-11)

126. De opstanding uit de dood komt via Jezus Christus

JEZUS: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, 26 en ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven. (Johannes 11:25-26)

PAULUS: 20 Maar Christus is werkelijk uit de dood opgewekt, als de eerste van de gestorvenen. 21 Zoals de dood er is gekomen door een mens, zo is ook de opstanding uit de dood er gekomen door een mens. 22 Zoals wij door Adam allen sterven, zo zullen wij door Christus allen levend worden gemaakt. 23 Maar ieder op de voor hem bepaalde tijd: Christus als eerste en daarna, wanneer hij komt, zij die hem toebehoren. (1 Korintiërs 15:20-23)

127. Jezus Christus heeft de macht om alles te doen

JEZUS: 19 Jezus reageerde hierop met de volgende woorden: ‘Waarachtig, ik verzeker u: de Zoon kan niets uit zichzelf doen, hij kan alleen doen wat hij de Vader ziet doen; en wat de Vader doet, dat doet de Zoon op dezelfde manier. 20 De Vader heeft de Zoon immers lief en laat hem alles zien wat hij doet. Hij zal hem nog grotere dingen laten zien, u zult verbaasd staan! 21 Want zoals de Vader doden opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie hij wil. (Johannes 5:19-21)

PAULUS: 20 Maar wij hebben ons burgerrecht in de hemel, en van daar verwachten wij onze redder, de Heer Jezus Christus. 21 Met de kracht waarmee hij in staat is alles aan zich te onderwerpen, zal hij ons armzalig lichaam gelijk maken aan zijn verheerlijkt lichaam. (Filippenzen 3:20-21)

128. Het oordelen van anderen

JEZUS: 1 Oordeel niet, opdat er niet over jullie geoordeeld wordt. 2 Want op grond van het oordeel dat je velt, zal er over je geoordeeld worden, en met de maat waarmee je meet, zal jou de maat genomen worden. 3 Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt? (Matteüs 7:1-3)

PAULUS: Natuurlijk, u veroordeelt dit alles. Maar u bent evenmin te verontschuldigen. Het oordeel dat u over anderen velt, velt u over uzelf, want de dingen die u veroordeelt doet u zelf ook. ... 3 Of denkt u soms dat u, die zelf doet wat u in anderen veroordeelt, de straf van God kunt ontlopen? (Romeinen 2:1, 3)

129. Niets kan gelovigen van Jezus Christus scheiden

JEZUS: 27 Mijn schapen luisteren naar mijn stem, ik ken ze en zij volgen mij. 28 Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand roven. (Johannes 10:27-28)

PAULUS: 35 Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus? Tegenspoed, ellende of vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard? … 38 Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst, 39 hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer. (Romeinen 8:35, 38-39)

130. De duivel verleidt mensen

JEZUS: JEZUS 1 Daarna werd Jezus door de Geest meegevoerd naar de woestijn om door de duivel op de proef gesteld te worden7 Jezus antwoordde: ‘Er staat ook geschreven: “Stel de Heer, uw God, niet op de proef.”’ (Matteüs 4:1, 7)

PAULUS: dat u er wederzijds mee instemt u enige tijd aan het gebed te wijden. Kom daarna echter weer samen; anders zal Satan uw gebrek aan zelfbeheersing gebruiken om u te verleiden. (1 Korintiërs 7:5)

131. Jezus proclameert vrede

JEZUS: 27 Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef ik jullie… Jezus kwam in hun midden staan en zei: ‘Ik wens jullie vrede!’ 20 Na deze woorden toonde hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren blij omdat ze de Heer zagen. 21 Nog eens zei Jezus: ‘Ik wens jullie vrede!’ (Johannes 14:27, 20:19-21)

PAULUS: Vrede kwam hij verkondigen aan u die ver weg was en vrede aan hen die dichtbij waren (Efeziërs 2:17)

132. Gelovigen worden herboren, zijn een nieuwe schepping met een nieuw leven

JEZUS: 3 Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.’ 4 ‘Hoe kan iemand geboren worden als hij al oud is?’ vroeg Nikodemus. ‘Hij kan toch niet voor de tweede keer de moederschoot ingaan en weer geboren worden?’ 5 Jezus antwoordde: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest. 6 Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk. (Johannes 3:3-6)

PAULUS: Want als de Geest van hem die Jezus uit de dood heeft opgewekt in u woont, zal hij die Christus heeft opgewekt ook u die sterfelijk bent, levend maken door zijn Geest, die in u leeft... 17 Daarom ook is iemand die één met Christus is, een nieuwe schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen. (Romeinen 8:11 en 2 Korintiërs 5:17)

133. Engelen zagen Jezus Christus’ leven op aarde

JEZUS: 11 Daarna liet de duivel hem met rust, en meteen kwamen er engelen om voor hem te zorgen.... Uit de hemel verscheen hem een engel om hem kracht te geven.... ‘Waarachtig, ik verzeker jullie,’ voegde hij eraan toe, ‘jullie zullen de hemel geopend zien, en de engelen van God zien omhooggaan en neerdalen naar de Mensenzoon.’ (Matteüs 4:11, Lucas 22:43, en Johannes 1:51)

PAULUS: Hij is geopenbaard in een sterfelijk lichaam,
in het gelijk gesteld door de Geest,
is verschenen aan de engelen (1 Timoteüs 3:16)

Dat er zoveel overeenkomsten zijn in de prediking van Jezus en Paulus zou niet verrassend moeten zijn gezien het feit dat het Jezus was die Paulus benoemd heeft tot zijn apostel:

15 Maar de Heer zei: ‘Ga, want hij is het instrument dat ik gekozen heb om mijn naam uit te dragen onder alle volken en heersers en onder al de Israëlieten. (Handelingen 9:15)

14 Hij zei: “De God van onze voorouders heeft jou uitgekozen om je zijn wil bekend te maken, om de Rechtvaardige te zien en hem te horen spreken, 15 want je zult zijn getuige zijn en aan alle mensen verkondigen wat je gezien en gehoord hebt. (Handelingen 22:14-15)